BNB 2010/236
Verbreking van een fiscale eenheid is geen vervreemding in de zin van art. 13ca, vierde lid, eerste volzin, Wet Vpb. 1969, maar leidt in casu wel tot daling van het belang beneden 25 procent van het nominale gestorte kapitaal in de zin van de tweede volzin van deze bepaling
HR 04-06-2010, ECLI:NL:PHR:2010:BI5091, m.nt. R.J. de Vries
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 juni 2010
- Magistraten
Lourens; Bavinck; Leemreis; Overgaauw; Loon, van
- Zaaknummer
08/01549
- Conclusie
A-G mr. Wattel
- Noot
R.J. de Vries
- LJN
BI5091
- JCDI
JCDI:ADS67555:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BI5091, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑06‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BI5091, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 04‑06‑2010
- Wetingang
Art. 13ca, vierde lid, Wet VPB 1969
Essentie
Verbreking van een fiscale eenheid is geen vervreemding in de zin van art. 13ca, vierde lid, eerste volzin, Wet Vpb. 1969, maar leidt in casu wel tot daling van het belang beneden 25 procent van het nominale gestorte kapitaal in de zin van de tweede volzin van deze bepaling
Samenvatting
Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid met onder meer haar dochtervennootschap D BV. D BV heeft in 2000 een dochter E in de Verenigde Staten opgericht. Het opgeofferde bedrag is vastgesteld op € 10 miljoen. In 2001 heeft belanghebbende de deelneming in E afgewaardeerd met € ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.