FED 2003/229
HR, 11-04-2003, nr. 36 729
HR 11-04-2003, ECLI:NL:HR:2003:AD5797
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 april 2003
- Magistraten
Ilsink
- Zaaknummer
36 729
- LJN
AD5797
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Europees belastingrecht (V)
Europees belastingrecht / Algemeen
Belastingheffing van motorrijtuigen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AD5797, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑04‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AD5797, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑10‑2001
- Wetingang
Art. 1, tweede lid, en art. 14 Wet BPM 1992; art. 2, tweede lid en art. 4, vierde lid, Uitvoeringsbesluit BPM 1992; art. 1, 2, en 3 Verordening (EEG) nr. 918/83; art. 5 richtlijn 83/181/EEG; art. 14, eerste lid, sub d, Zesde BTW-Richtlijn
Samenvatting
Prejudiciële vragen. Voor toepassing verhuisboedelvrijstelling BPM wordt uitleg gevraagd van de begrippen 'persoonlijk goed' en 'bezit'.
Uitspraak
Belanghebbende, X, is in Oostenrijk in loondienst werkzaam geweest voor A GmbH. Gedurende de periode vanaf 18 oktober 1996 t/m 14 december 1997 heeft de werkgever aan X de personenauto ter beschikking gesteld, zowel voor persoonlijk gebruik als voor gebruik ten behoeve van zijn werkzaamheden voor de werkgever. Gedurende die periode was de werkgever eigenaar van de personenauto en had X met uitsluiting van ieder ander de personenauto volledig tot zijn beschikking. In verband met zijn overplaatsing naar Nederland heeft X ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.