HR, 24-09-1997, nr. 32 214
ECLI:NL:HR:1997:AA3282
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-09-1997
- Zaaknummer
32 214
- LJN
AA3282
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Loonbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA3282, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑09‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
art. 10 Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
BNB 1998/19 met annotatie van R.H. Happé
WFR 1997/1444
V-N 1997/3721, 13 met annotatie van Redactie
Uitspraak 24‑09‑1997
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 maart 1996 betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 467.645,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 334.987,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak en dat besluit vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag van ƒ 121.576,--, aan enkelvoudige belasting zonder toe passing van een verhoging. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een ver toogschrift ingediend. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr G. Werger, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. De middelen I tot en met V en VII kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (HR 24 juli 1995, nr 30 804, BNB 1995/311 en HR 24 juli 1995, nr 30 897, BNB 1995/312). 3.2. Middel VI miskent dat het enkele feit dat er, zoals belanghebbende voor het Hof stelde, busondernemingen zijn die in de jaren 1986 tot en met 1989 ook een bar in hun touringcars exploiteerden maar van wie niet is nageheven niet het oordeel kan dragen dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door over die jaren van belanghebbende wel loonbelasting na te heffen over de barinkomsten. Ook dit middel, waarin op zich zelf terecht wordt betoogd dat het Hof niet zonder meer had mogen voorbijgaan aan het ter zake door belanghebbende gedane bewijsaanbod, kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 24 september 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.