HR, 01-10-2010, nr. 09/02151
ECLI:NL:HR:2010:BN8731
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-10-2010
- Zaaknummer
09/02151
- LJN
BN8731
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN8731, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑10‑2010; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4735, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2010/21.1
V-N 2010/50.6 met annotatie van Redactie
FED 2011/24 met annotatie van E. POELMANN
NTFR 2010/2616 met annotatie van Mr. P.A. Caljé
Uitspraak 01‑10‑2010
Inhoudsindicatie
artikel 29, lid 2 (oud) AWR (1997); omkering en verzwaring bewijslast wegens doen van onjuiste aangifte?; klacht mist feitelijke grondslag.
Nr. 09/02151
1 oktober 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 april 2009, nr. BK-06/00007, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is over het jaar 1992 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding heeft verleend. De navorderingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dit hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor wat betreft het kwijtscheldingsbesluit, en de verhoging gedeeltelijk kwijtgescholden.
2. Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2006, nr. 41679, LJN AU9524, BNB 2006/243, vernietigd met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, en de uitspraak van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
4. Beoordeling van het middel
4.1. Voor zover het middel erover klaagt dat het Hof is voorbijgegaan aan de stelling van de Inspecteur dat de bewijslast diende te worden omgekeerd omdat een onjuiste aangifte was gedaan, kan het op grond van het navolgende niet tot cassatie leiden.
4.2. Voor de inkomstenbelasting geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting (HR 30 oktober 2009, nr. 07/10513, LJN BH1083, BNB 2010/47). Het Hof heeft derhalve terecht aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast beoordeeld of sprake is van een uitdeling door F B.V. aan belanghebbende. In 's Hofs oordeel dat dit laatste niet het geval is, ligt besloten het oordeel dat het niet heeft ontbroken aan het door belanghebbende doen van de vereiste aangifte, zodat omkering van de bewijslast op de door de Inspecteur gestelde grond niet aan de orde kon komen. De klacht mist derhalve feitelijke grondslag.
4.3. Het middel faalt ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2010.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 448.