HR, 24-02-1999, nr. 34 135
ECLI:NL:HR:1999:AA2681
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-1999
- Zaaknummer
34 135
- LJN
AA2681
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2681, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
art. 6:7 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
BNB 1999/269 met annotatie van M.W.C. FETERIS
WFR 1999/287, 1
V-N 1999/13.6 met annotatie van Redactie
Uitspraak 24‑02‑1999
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 januari 1998 betreffende de hem voor het jaar 1990 opge legde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aan slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 525.334,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep ge komen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog schrift primair zich beroepen op niet-ontvankelijkheid van het beroep en subsidiair het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Volgens een door de Griffier van het Hof op de uitspraak van het Hof gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 14 januari 1998. Het beroepschrift in cassatie met dagtekening 27 februari 1998 is blijkens een door die griffier op dit beroepschrift gestelde aantekening op 3 maart 1998 ter griffie van het Hof ingekomen, derhalve meer dan zes weken na 14 januari 1998. Gelet op de door de gemachtigde van belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat de uitspraak van het Hof hem met vertraging via de curator van de faillietverklaarde belanghebbende heeft bereikt, heeft de Griffier van de Hoge Raad bij het Hof een onderzoek ingesteld waaruit is gebleken dat het afschrift van die uitspraak aan de curator is verzonden en niet aan genoemde gemachtigde. Mitsdien is ´s Hofs uitspraak niet op de voorgeschreven wijze verzonden zodat het beroep van belanghebbende ontvankelijk is.
Anders dan de Staatssecretaris meent, is in belastingzaken voor de ontvankelijkheid van het beroep niet vereist dat de curator in een faillissement de failliet machtigt om beroep in cassatie in te stellen.
4. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechter lijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikke ling.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 24 februari 1999 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.