FED 2005/39
Een om onzakelijke redenen niet bedongen vergoeding bij voortijdige ontbinding van een slibverwerkingsovereenkomst behoeft niet tot de winst te worden gerekend indien en voorzover deze is toe te rekenen aan toekomstige prestaties dan wel een vergoeding vormt voor niet afgeschreven investeringskosten
HR 24-12-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR8190, m.nt. G.Th.K. Meussen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 december 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
40 283
- Noot
G.Th.K. Meussen
- LJN
AR8190
- JCDI
JCDI:ADS235064:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR8190, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑12‑2004
- Wetingang
Art. 9 Wet IB 1964, art. 3.25 Wet IB 2001, art. 8, eerste lid, Wet VPB 1969
Essentie
Een om onzakelijke redenen niet bedongen vergoeding bij voortijdige ontbinding van een slibverwerkingsovereenkomst behoeft niet tot de winst te worden gerekend indien en voorzover deze is toe te rekenen aan toekomstige prestaties dan wel een vergoeding vormt voor niet afgeschreven investeringskosten
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag vennootschapsbelasting 1998.
Op het beroep in cassatie van belanghebbende overweegt de Hoge Raad:
3 Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende, opgericht op 11 juli 1989, exploiteert een slibverwerkingsinstallatie/composteerinrichting (hierna: de installatie).
3.1.2. Op 14 april 1992 heeft belanghebbende een slibverwerkingsovereenkomst gesloten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.