Rb. 's-Gravenhage, 29-04-2009, nr. AWB 08/6030
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI4096
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
29-04-2009
- Zaaknummer
AWB 08/6030
- LJN
BI4096
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI4096, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 29‑04‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BM6509, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NTFR 2009/1237
Uitspraak 29‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Art. 6:33 IB. Stichting Seniorenbus aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling. Beroep gegrond.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/6030 IB/PVV
Uitspraakdatum: 29 april 2009
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres, op een daartoe door haar ingediend verzoek bij beschikking van 2 april 2008 kenbaar gemaakt dat zij niet wordt aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b van de Wet IB 2001 (hierna: ANBI).
Verweerder heeft aan eiseres bij uitspraak op bezwaarschrift van 15 juli 2008 het tegen deze beschikking gerichte bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 augustus 2008, ontvangen bij de rechtbank op 12 augustus 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009 te 's-Gravenhage.
Namens eiseres zijn daar in persoon verschenen de heren [A], [B] en [C] en mevrouw [D].
Namens verweerder zijn verschenen de heren drs. [E], [F] en [G]. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Artikel 2, eerste lid van de statuten van eiseres luidt als volgt: "De stichting heeft ten doel het vervoeren van ouderen". Haar feitelijke werkzaamheden bestaan uit het vervoeren van ouderen vanaf de leeftijd van 63 jaar van deur tot deur. Bij een mogelijke ontbinding van eiseres dient het liquidatiesaldo overeenkomstig haar doelstelling te worden besteed.
2.2 Voor haar werkzaamheden maakt eiseres gebruik van een viertal kleine bussen die zij in eigendom heeft. Het vervoer beperkt zich tot ouderen woonachtig in de gemeenten Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht.
Degenen die aan deze vereisten voldoen en gebruik willen maken van de vervoersdiensten van eiseres (hierna: de deelnemers) dienen ten minste een jaar lang een maandelijkse contributie van € 4,50 te betalen. Bovendien moeten zij voor elke rit over een kaartje beschikken: de kaartjes kosten € 5 per 11 stuks. De deelnemer wordt, nadat hij daarvoor op de voorafgaande dag een afspraak heeft gemaakt, thuis met de bus opgehaald en naar de plaats van bestemming gebracht. Eveneens volgens afspraak wordt de deelnemer daarna weer opgehaald en thuisgebracht.
2.3 De inkomsten van eiseres bestaan, behalve uit de contributies en de opbrengst van de verkoop van kaartjes, uit reclameopbrengsten (door het plaatsen van vermeldingen op de bussen), sponsorgelden en bijkomstig uit fooien, giften en rentebaten. Er werken ongeveer 120 vrijwilligers bij eiseres. In haar resultatenrekening maakt eiseres het financiële belang van de inzet van vrijwilligers zichtbaar door enerzijds een post lonen en salarissen in aanmerking te nemen en anderzijds ditzelfde bedrag als niet betaalde vrijwilligersvergoeding als bijzondere bate te verantwoorden. Deze salariskosten zijn bepaald door het aantal door de vrijwilligers gewerkte uren te vermenigvuldigen met een uurtarief dat is gebaseerd op het wettelijke minimumloon. Een zelfde gedragslijn past eiseres toe voor haar niet in rekening gebrachte huur.
2.4 Eiseres beschikte ultimo 2006 over een eigen vermogen van € 234.281. In dat jaar heeft zij een exploitatieresultaat behaald van € 29.537. De in 2007 en 2008 behaalde resultaten zijn van dien aard dat het eigen vermogen ultimo 2008 circa € 250.000 bedraagt.
3 Geschil en standpunten van partijen
3.1In geschil is of eiseres kan worden aangemerkt als ANBI.
3.2 Eiseres neemt het standpunt in dat zij met ingang van 1 januari 2008 als ANBI dient te worden aangewezen en voert daartoe- samengevat- het volgende aan. Uit haar doel en haar feitelijke werkzaamheden blijkt dat eiseres geen winstoogmerk heeft en het algemene nut dient. Het ontbreken van een winstoogmerk vindt bevestiging in het feit dat de Inspecteur van de Belastingdienst/ [te P], eiseres, na overleg over de door haar gevolgde gedragslijnen met betrekking tot de verantwoording van de salariskosten van de vrijwilligers en van de niet in rekening gebrachte huur, alsmede over de ontwikkeling en de aanwending van haar eigen vermogen, niet heeft aangemerkt als belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting. Het algemene nut dat eiseres dient is, het voorkomen of verminderen van sociaal isolement van ouderen. Door het aanbieden van vervoer aan de deelnemers komen en blijven deze met elkaar en met anderen in contact. Eiseres zou haar activiteiten zonder de bijdragen van sponsors en de gratis arbeid van vrijwilligers moeten staken: van commerciële vervoersactiviteiten is dan ook geen sprake. Ook het gelijkheidsbeginsel verplicht tot aanwijzing van eiseres als ANBI, nu het register van door de fiscus erkende ANBI's ten minste 4 instellingen vermeldt, met dezelfde doelstelling en feitelijke werkzaamheden als eiseres.
3.3 Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres niet het algemene nut dient. Hij voert daartoe- samengevat- aan dat eiseres een particulier belang dient, te weten het voorzien in een vervoersbehoefte van de deelnemers, dat de activiteiten van eiseres tegen betaling en dus op commerciële basis plaatsvinden, dat eiseres in concurrentie treedt met andere vervoerder en dat eiseres over een aanzienlijk vermogen beschikt. Voorts bestrijdt verweerder dat hij, door eiseres de ANBI-status te onthouden, heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
3.4 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot het aanmerken van eiseres als een ANBI.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4 Beoordeling van het geschil
4.1In artikel 6.33 van de Wet IB 2001 (hierna; de Wet) is geen definitie opgenomen van een ANBI. Weliswaar zijn in de artikelen 41a en 41b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 bepalingen opgenomen die betrekking hebben op een ANBI, doch deze hebben uitsluitend betrekking op de toepassing van het gestelde in het tweede en derde lid van artikel 6.33 van de Wet, te weten de procedure van het aanwijzen van een ANBI. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met de invoering van het ANBI-regime geen wijziging van de inhoud van het ANBI-begrip is beoogd. Daarom dient voor de beoordeling of sprake is van een ANBI te rade worden gegaan bij de jurisprudentie ter zake.
4.2 In zijn arrest van 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor de beoordeling of sprake is van een ANBI niet zozeer van belang is wat de doelomschrijving van de betreffende instelling is maar evenzeer waaruit haar feitelijke werkzaamheden bestaan.
4.3 In het onderhavige geval bestaan deze werkzaamheden uit het vervoeren van ouderen vanaf de leeftijd van 63 jaar in de gemeenten Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht van deur tot deur tegen een sterk gereduceerd tarief. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat dit vervoer er met name op is gericht te voorkomen dat deze ouderen in een sociaal isolement geraken of een dergelijk isolement te verminderen. Dat eiseres hiermee tevens voorziet in de vervoersbehoeften van een bepaalde groep personen doet hier niet aan af; het vervoer is te beschouwen als een middel en niet als doel op zich.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 1994, nr. 29 926, BNB 1994/280 blijkt dat het mogelijk is dat indien een instelling naast een particulier belang in ten minste gelijke mate een algemeen belang dient deze instelling kan worden aangemerkt als een ANBI.
4.4 Verweerder kan worden nagegeven dat de doelgroep tot wie eiseres zich richt een beperkte groep mensen is. Dit brengt op zich nog niet met zich mee dat dit de aanmerking van eiseres als een ANBI in de weg staat. Uit het arrest van 18 december 1985, nr. 22 937, BNB 1986/103 moet worden afgeleid dat indien een instelling in de behoefte van een bepaalde groep personen voorziet dit niet uitsluit dat de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks het algemene belang raken. Hiervan zal sprake zijn indien met het dienen van het belang van een beperkte groep tevens een algemeen belang wordt gediend, omdat het belang dat door de instelling wordt gediend volgens algemeen geldende opvattingen kan worden aangemerkt als een zaak waarvoor de overheid op enige wijze tot ondersteuning zou kunnen komen, of, uit een oogpunt van solidariteit, een belangrijk deel van de samenleving blijk geeft van zijn instemming, dan wel dat van het dienen van het particuliere belang een dermate positieve werking uitgaat dat daarmee ook ten minste gelijkwaardig aan het particuliere belang, het algemene belang is gediend. Daarbij kan in geval een instelling plaatselijk werkzaam is niet worden gezegd dat zij daardoor het algemene belang niet dient.
4.5 Nu de werkzaamheden van eiseres er op zijn gericht om te voorkomen dat ouderen in een sociaal isolement geraken door een gebrek aan mobiliteit is de rechtbank van oordeel dat niet allen vanwege de betrokkenheid van de overheid en de samenleving voor het welzijn van ouderen, maar ook door de positieve werking die van deze werkzaamheden uitgaat eiseres met haar werkzaamheden ten minste in gelijke mate als het particuliere belang, het algemene belang dient en om die reden kan worden aangemerkt als een ANBI.
4.6 De rechtbank verwerpt de stelling van verweerder dat eiseres haar werkzaamheden op commerciële basis verricht en dat om die reden zij niet kan worden aangemerkt als een ANBI. Nu vaststaat dat het vervoer plaatsvindt tegen sterk gereduceerde tarieven en eiseres haar werkzaamheden uitsluitend kan realiseren met behulp van een grote groep vrijwilligers kan de conclusie niet anders zijn dan dat eiseres haar werkzaamheden niet op commerciële basis verricht. De rechtbank acht zich in dit oordeel gesteund door het standpunt dat de inspecteur van de Belastingdienst/ [te P] heeft ingenomen bij de beoordeling van de belastingplicht van eiseres voor de heffing van de vennootschapsbelasting.
4.7 Aangezien de bijdrage die eiseres vraagt voor haar vervoerdiensten beduidend lager is dan voor vergelijkbare diensten pleegt te worden gerekend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat eiseres in concurrentie treedt met andere vervoerders. Voor dit oordeel pleit de tot de gedingstukken behorende verklaring van Taxibedrijf [H] te Zwijndrecht.
4.8 Uit het arrest van de Hoge Raad van 29 november 1972, nr. 16 946, BNB 1973/36 kan worden afgeleid dat de aanwezigheid van een niet onaanzienlijk vermogen het aanmerken van een ANBI niet in de weg hoeft te staan. Voorwaarde is wel dat aannemelijk is dat dit vermogen zal worden aangewend voor de werkzaamheden waarmee het algemene belang gediend wordt. Gelet op hetgeen eiseres onweersproken heeft gesteld omtrent de bestemming van haar vermogensoverschot en gelet op de statutaire bepaling inzake de bestemming van een batig liquidatiesaldo acht de rechtbank het aannemelijk dat het vermogen dat eiseres tot heden heeft opgebouwd voor haar doelstelling en werkzaamheden zal worden aangewend. Ook in dit oordeel acht de rechtbank zich gesteund door voormeld standpunt van de inspecteur van de Belastingdienst/[te P].
4.9 Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres kan worden aangemerkt als een ANBI.
4.10 Verweerder heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij ANBI-beschikkingen pleegt af te geven onder de volgende (standaard-)voorwaarden:
"De aanmerking geldt voor onbepaalde tijd, maar de Belastingdienst kan controleren of uw instelling (nog) aan de voorwaarden voldoet. U ontvangt daarvoor een Opgaaf Algemeen nut beogende instelling. Deze moet u altijd invullen en terugsturen naar de Belastingdienst.
Deze beslissing is gebaseerd op artikel 6.33 Wet inkomstenbelasting 2001 en geldt zolang u voldoet aan de eisen voor een dergelijke instelling." Gesteld noch gebleken is dat er aanleiding is van deze voorwaarden af te wijken.
4.11 Nu op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen tot de conclusie is gekomen dat eiseres als een ANBI kan worden aangemerkt behoeft het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel geen behandeling meer.
4.12 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5 Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).
6 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking;
- bepaalt dat eiseres onder de in 4.10 geciteerde voorwaarden met ingang van 1 januari 2008 wordt aangemerkt als ANBI;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon aan die dit bedrag aan eiseres moet voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.P.F. Slijpen, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. D.J. de Korte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.