HR, 15-03-1995, nr. 30 192
ECLI:NL:HR:1995:AA1535
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-03-1995
- Zaaknummer
30 192
- LJN
AA1535
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht / Decentralisatie
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:AA1535, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑1995; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Belastingblad 1995/394 met annotatie van J.G.E. Gieskes
BNB 1995/125 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
WFR 1995/461
V-N 1995/1269, 27 met annotatie van Redactie
Uitspraak 15‑03‑1995
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 25 februari 1994 betreffende na te melden hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing, rioolrechten en onroerende-zaakbelastingen.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1993 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de afvalstoffenheffing, rioolrechten en onroerende-zaakbelastingen opgelegd tot een totaalbedrag van f 716,70, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Z zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van Burgemeester en Wethouders bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd, zoals vervat in zijn hier als ingelast te beschouwen beroepschrift in cassatie. Burgemeester en Wethouders hebben een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft belanghebbendes klachten - voor zover in cassatie van belang - als volgt samengevat "als alleenstaande wordt belanghebbende gediscrimineerd door het ontbreken van speciale tarieven voor alleenstaanden in de gemeentelijke verordeningen". Deze klachten, die kennelijk betrekking hebben op de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing ten bedrage van ƒ 342,-- en de aan hem opgelegde aanslag rioolrechten ten bedrage van ƒ 206,70, laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende voor het Hof de vraag aan de orde heeft gesteld of de desbetreffende Verordeningen, doordat het tarief voor alleenstaanden even hoog is als dat voor meerpersoonshuishoudens en aldus een gelijke behandeling kennen van uit een oogpunt van inzameling van afvalstoffen onderscheidenlijk afvoer op het riool mogelijk ongelijke gevallen, leiden tot een door artikel 26 IVBP verboden discriminatie. Bij deze klachten is van belang dat de hier van toepassing zijnde tarieven ƒ 342,-- en ƒ 206,70 gelet op hun hoogte een door artikel 26 IVBP verboden discriminatie niet uitsluiten (arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 1993, nr. 29.183, BNB 1993/347).
3.2. Belanghebbendes klachten in cassatie komen neer op een herhaling van zijn bovenvermelde klachten. 3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat die klachten niet ter beoordeling van de rechter in belastingzaken staan. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, bepaalt dat door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende wordt terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van ƒ 150,-- en gelast dat door de gemeente Z aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 75,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van ƒ 75,--, derhalve in totaal ƒ 150,--.
Dit arrest is op 15 maart 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, en op die datum in het openbaar uitgesproken.