HR, 22-10-2004, nr. 39 927
ECLI:NL:HR:2004:AR4387
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-10-2004
- Zaaknummer
39 927
- LJN
AR4387
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2004:AR4387, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑10‑2004; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2004/22.2
WFR 2004/1634
V-N 2004/55.3 met annotatie van Redactie
NTFR 2004/1642 met annotatie van mr. C.J.M. van Hassel
Uitspraak 22‑10‑2004
Inhoudsindicatie
Nr. 39.927 22 oktober 2004 AB gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 april 2003, nr. 02/04135, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet onroerende zaken. 1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof...
Nr. 39.927
22 oktober 2004
AB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 april 2003, nr. 02/04135, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 718.000 (€ 325.814).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente 's-Hertogenbosch bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 686.000 (€ 311.293). Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 1 november 2002 wegens overschrijding van de beroepstermijn het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij zijn in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van de klacht en ambtshalve
3.1. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 2 augustus 2002. Belanghebbende heeft het beroepschrift persoonlijk ter griffie van het Hof bezorgd op 16 september 2002.
3.2. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - vastgesteld dat het beroepschrift bij het Hof niet is ingediend binnen de termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Het heeft daaraan terecht de conclusie verbonden dat niet-ontvankelijkverklaring dan ingevolge artikel 6:11 van genoemde wet nog slechts achterwege kan blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
3.3. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat een door belanghebbende in zijn verzetschrift voor het Hof gestelde, tegen het einde van de beroepstermijn opgekomen ziekte, die hem heeft belet het beroepschrift nog binnen de termijn ter post te bezorgen, niet een omstandigheid is op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Het heeft daarvoor redengevend geacht dat belanghebbende door af te wachten met indiening van het beroepschrift tot de laatste dagen voor afloop van de beroepstermijn het risico heeft genomen dat bij onvoorziene omstandigheden, zoals ziekte, het beroepschrift niet tijdig zou worden ingediend.
3.4. Deze redengeving geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting (HR 30 oktober 1996, nr. 31553, BNB 1996/412). 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het beroep is niet kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzet dient derhalve gegrond te worden verklaard.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verklaart het verzet gegrond,
verstaat dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan, vervalt en dat het Hof het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond, en
gelast dat de gemeente 's-Hertogenbosch aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2004.