BNB 2004/180
Strafbaarstelling van het niet-doen van aangifte betreft slechts gevallen waarin een aangiftebiljet is uitgereikt
HR 23-12-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AL6161, m.nt. M.W.C. Feteris
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 december 2003
- Magistraten
Bleichrodt; Dorst, van; Savornin, de; Lohman; Schendel, van; Ilsink
- Zaaknummer
00158/03
- Conclusie
A-G mr. Wortel
- Noot
M.W.C. Feteris
- LJN
AL6161
- JCDI
JCDI:ADS888739:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AL6161, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AL6161, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑12‑2003
- Wetingang
Art. 8, eerste lid, en 69, eerste lid, AWR; art. 53a Wet op de accijns
Essentie
Strafbaarstelling van het niet-doen van aangifte betreft slechts gevallen waarin een aangiftebiljet is uitgereikt
Samenvatting
HR (ambtshalve): Gelet op art. 53, eerste lid, Wet op de accijns in verbinding met art. 8, eerste lid, en art. 10, eerste lid, AWR ontstaat de verplichting tot het doen van aangifte niet als gevolg van een uit de heffingswet (i.c.: de Wet op de accijns) voortvloeiende belastingschuld, maar wordt zij eerst in het leven geroepen door de uitreiking van een aangiftebiljet. Daardoor wordt een vermoedelijk belastingplichtige uitgenodigd tot het doen van aangifte. Het in art. 69, eerste lid, AWR vermelde bestanddeel 'een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.