Hof 's-Hertogenbosch, 15-12-2003, nr. 03/1039
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2814
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
15-12-2003
- Zaaknummer
03/1039
- LJN
AO2814
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2814, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 15‑12‑2003; (Eerste aanleg - meervoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2006:AV5026
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑12‑2003
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het kerstpakket en de jas terecht in de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen 2003 zijn betrokken.
BELASTINGKAMER.
Nr. 03/01039
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) behandelde beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de door de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg/kantoor P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) gedane uitspraak van 28 maart 2003 op het bezwaarschrift betreffende de door belanghebbende aangegeven en afgedragen loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak januari 2003.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak januari 2003 is door belanghebbende op 18 februari 2003 ingediend en het op grond daarvan door belanghebbende te betalen bedrag is op 28 februari 2003 betaald.
1.2. Op het op 12 maart 2003 door belanghebbende tegen (een hierna te specificeren gedeelte van) die aangegeven en afgedragen loonbelasting/premie volksverzekeringen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 28 maart 2003 afwijzend beslist.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Zij heeft daarbij verzocht om een versnelde behandeling van het beroep als bedoeld in artikel 8:52 van de Awb, welk verzoek door het Hof is ingewilligd. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van € 232,--.
De Inspecteur heeft het beroep bij verweerschrift bestreden.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 2 oktober 2003 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigden van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van de heren A en B, beiden werknemer bij belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.5. Partijen hebben ieder ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota's tot de stukken van het geding.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en het heeft in deze zaak op 16 oktober 2003 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 29 oktober 2003 aan partijen verzonden.
Belanghebbende heeft tijdig en op regelmatige wijze verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Ter zake van dit verzoek heeft zij een recht van € 163,50 voldaan.
2. Vaststaande feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staan als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:
2.1. Belanghebbende heeft op 3 januari 2003 aan de voornoemde heer Vermeulen om niet een kerstpakket verstrekt (hierna: het kerstpakket) en medio januari 2003 aan de heer A voornoemd, eveneens om niet, een jas verstrekt die aan de buitenkant is bedrukt met goed zichtbare bedrijfslogo's met een oppervlakte van tezamen meer dan 70cm2 (hierna: de jas). Ter zake van de waarde in het economische verkeer, inclusief omzetbelasting, van het verstrekte kerstpakket en de jas heeft belanghebbende in haar op 18 februari 2003 ingediende aangifte loonbelasting voor het tijdvak januari 2003 wegens loon in natura een bedrag aan belastbaar loon opgenomen van respectievelijk € 53,34 en € 23,69 waarover op de voet van artikel 82, lid 1, onderdeel h, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (hierna: URLB) loonbelasting/premie volksverzekeringen is ingehouden van respectievelijk € 38,62 en € 25,66 ofwel in totaal € 64,28, welk bedrag op 28 februari 2003 is betaald.
2.2. Met betrekking tot deze terzake van het kerstpakket en de jas aangegeven en afgedragen loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak januari 2003 heeft belanghebbende op 12 maart 2003 bezwaar aangetekend. Op dit bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak van 28 maart 2003 afwijzend beslist. Belanghebbende heeft vervolgens tijdig beroep aangetekend tegen die uitspraak.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het kerstpakket en de jas terecht in de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen 2003 zijn betrokken.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende:
Voor zover al niet duidelijk blijkt uit de van mij afkomstige stukken, bevestig ik desgevraagd dat zowel met betrekking tot het kerstpakket als met betrekking tot de jas, sprake is van een verstrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet). Het kerstpakket wordt verstrekt aan iedere werknemer die ten tijde van het verstrekken van het pakket, in de regel de periode omstreeks Kerstmis, bij belanghebbende in loondienst is.
Ik weerspreek dat in casu de werknemers (dan wel een vertegenwoordiging van hen) zelf over de inhoud van het pakket hebben mee beslist. Ik toon u hierbij het kerstpakket, een fles wijn uit het kerstpakket alsmede een exemplaar van de jas.
De jas wordt aan de werknemer niet als werkkleding in de zin van artikel 15a, lid 1, letter b, van de Wet juncto artikel 24 URLB ter beschikking gesteld en wordt evenmin als zodanig door de werknemer gebruikt. Elke werknemer kreeg één jas, ongeacht het aantal uren van het dienstverband en ongeacht het gebruik dat men maakte van de jas. Veel werknemers gebruiken de jas als ze naar het werk fietsen.
De door de Inspecteur gestelde omstandigheid dat het bedrijf van belanghebbende niet toegankelijk is voor de normale consument is niet relevant, nu belanghebbende zich richt op een andere doelgroep dan de normale consument.
De Inspecteur:
In de slotzin van het voorlaatste tekstblok, beginnend met een gedachtenstreepje, op bladzijde 1 van mijn pleitnota, is een woord weggevallen; die zin dient te luiden als volgt: "Objectief gezien ervaart de maatschappij als collectief een kerstpakket als beloningsvoordeel.".
Ik ben het niet eens met de stelling van belanghebbende in haar pleitnota dat "in het algemeen relatiegeschenken geen beloning voor bewezen diensten (Hof: vormen) en zeker niet indien het kerstpakketten van relatief geringe waarde betreft. Indien dit anders is, spreken we niet meer van relatiegeschenken maar van steekpenningen.".
Aan de eerste alinea onder 1.3 Subsidiair van mijn pleitnota wens ik nog toe te voegen dat in de gevallen dat een vrijgesteld bedrag was verstrekt, het meerdere (gegeven in de vorm van een kerstpakket) belast is geworden.
Aan het onder 1.4 Meer subsidiair van mijn pleitnota gestelde kan nog de vraag worden toegevoegd of mogelijk de waarde als lege fles kan worden vastgesteld.
Mij zijn uit eigen wetenschap gevallen bekend dat een vertegenwoordiging van werknemers heeft meebeslist over de inhoud van een kerstpakket.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep vernietiging van de bestreden uitspraak en restitutie van de in geschil zijnde loonbelasting/premie volksverzekeringen ten bedrage van € 64,28. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van artikel 10 van de Wet is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of uit een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Reeds op basis van de mededeling van belanghebbende ter zitting dat het kerstpakket wordt verstrekt aan iedere werknemer die ten tijde van het verstrekken van het pakket, in de regel de periode omstreeks Kerstmis, bij haar in loondienst is, leidt het Hof af dat een zodanig nauwe band bestaat tussen de verstrekking van het kerstpakket en de dienstbetrekking dat deze haar grond vindt in de dienstbetrekking. Uit dien hoofde valt het door belanghebbende verstrekte kerstpakket onder de reikwijdte van voornoemd artikel 10 van de Wet. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van de jas, die, naar belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft medegedeeld, de werknemer niet als werkkleding in de zin van artikel 15a, lid 1, letter b, van de Wet juncto artikel 24 URLB ter beschikking is gesteld en evenmin als zodanig door de werknemer wordt gebruikt. Het gegeven dat een kerstpakket met dezelfde inhoud en waarde als het onderhavige kerstpakket ook wel aan zakenrelaties van belanghebbende wordt verstrekt, doet aan dit oordeel niet af. Ditzelfde geldt ten aanzien van een jas voorzien van dezelfde logo's als de onderhavige jas.
4.2. Het standpunt van belanghebbende dat het kerstpakket en de jas op de voet van artikel 11, lid 1, letter b, juncto artikel 17, lid 1, letter b, van de Wet niet tot het loon behoren omdat beide kunnen worden gekwalificeerd als verstrekkingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als een beloningsvoordeel worden ervaren, wordt door het Hof verworpen.
4.3. Aanknopingspunt voor het voormelde oordeel vindt het Hof in de Memorie van toelichting bij het Belastingplan 2003 deel I, 28 607 en 28 608, waarin wordt gesteld: "De in artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Hof: tekst 2002) opgenomen geschenkenregeling vervalt. Met deze afschaffing behoren met ingang van 1 januari 2003 tot het loon geschenken ter gelegenheid van algemeen erkende feestdagen en het Sint-Nicolaasfeest, een jubileum van de inhoudingsplichtige, dan wel de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de werknemer. De bestaande vrijstelling van dergelijke geschenken met een waarde in het economische verkeer van € 136 per jaar komt hiermee te vervallen. Geschenken in natura bij dergelijke gelegenheden komen met ingang van 1 januari 2003 te vallen onder de mogelijkheid (niet de plicht) hierop het regime van de eindheffing toe te passen, zodat de werknemer van deze wetswijziging geen gevolgen behoeft te ondervinden. Het geschonkene moet dan overigens wel blijven binnen de grenzen die zijn gesteld in artikel 82, eerste lid, onderdeel h, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 ....".
De stelling van belanghebbende dat de beide verstrekkingen naar algemeen maatschappelijke opvattingen niet als een beloningsvoordeel worden ervaren, faalt reeds hierom. Ook overigens is het Hof van oordeel dat het verstrekken van het kerstpakket en de jas naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen als een beloningsvoordeel wordt gevoeld.
4.4. Met betrekking tot de verstrekking van zowel het kerstpakket als de jas is het Hof voorts van oordeel dat deze niet vallen onder de omschrijving "niet als beloningsvoordeel" als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter b, van de Wet omdat dit blijkens de wetsgeschiedenis ziet op "die vergoedingen en verstrekkingen waarvan gelet op de omvang van het voordeel voor de werknemer enerzijds en het specifieke belang van de werkgever bij dergelijke vergoedingen en verstrekkingen anderzijds, mag worden aangenomen dat zij niet als loon worden ervaren. Het betreft hier min of meer toevallige voordelen die opkomen in het bredere kader van het belang van de werkgever (hierna: het zakelijke belang) en die dus niet primair ter beloning worden gegeven." (MvT, Kamerstukken II 1999/2000, 26 728, nr. 3, blz. 34-35).
Beide verstrekkingen ontberen het voormelde min of meer toevallige karakter van een voordeel dat bij de werknemer opkomt als een bijkomstig gevolg van een activiteit of een handeling zijdens de werkgever dat het zakelijk belang van laatstgenoemde dient.
4.5. Tot slot stelt belanghebbende dat de twee tot het kerstpakket behorende flessen wijn, met een waarde in het economische verkeer van € 2,78 per fles, op de voet van artikel 17a, aanhef en onderdeel b, van de Wet moeten worden aangemerkt als verstrekkingen met een in hoofdzaak ideële waarde aangezien het etiket op de fles is voorzien van het logo van de werkgever. Het Hof vermag niet in te zien dat een gewone fles met wijn waarop het logo van de werkgever is geplakt, enige ideële waarde vertegenwoordigt. Dit geldt zowel voor de fles mét als zonder inhoud. De verstrekking van de betreffende flessen wijn is evenmin gericht geweest op de verwezenlijking van een idee of een ideaal zodat de verstrekking ook vanuit deze optiek enige ideële waarde ontbeert.
4.6. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. Voor dit geval is niet in geschil, dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huige en P. van der Wal, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 15 december 2003
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 15 december 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie
is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.