Rb. Arnhem, 16-03-2010, nr. AWB 09/1380, nr. AWB 09/1382
ECLI:NL:RBARN:2010:BL7999
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
16-03-2010
- Magistraten
Mr. J.J. Catsburg
- Zaaknummer
AWB 09/1380
AWB 09/1382
- LJN
BL7999
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BL7999, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 16‑03‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2010/650 met annotatie van J.P. Kruimel
NTFR 2010/1033 met annotatie van mr. J.F. Kastelein MRE MRICS RV
Uitspraak 16‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Onroerende zaaksbelasting; 220 en 220b van de Gemeentewet. Oppas- en bewaringsdiensten. Kraakwacht. Degene die oppassers in leegstaande bedrijfspanden plaatst is gebruiker van die onroerende zaken.
Mr. J.J. Catsburg
Partij(en)
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 16 maart 2009
inzake
[X] v.o.f., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000]) onroerende-zaakbelastingen, gebruikersgedeelte, opgelegd ten bedrage van € 3.092,55 voor de onroerende zaak [A-straat 1] te Nijmegen.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [001]) onroerende-zaakbelastingen, gebruikersgedeelte, opgelegd ten bedrage van € 21.227,85 voor de onroerende zaken [A-straat 2 ], [A-straat 3 ] (met [A-straat 4 ]),[A-straat 5 ] (index 2), [A-straat 6 ] (index 3), [A-straat 1] en [A-straat 7 ] te Nijmegen.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 februari 2009 de aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brieven van 24 maart 2009, ontvangen bij de rechtbank op 26 maart 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2010 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen [gemachtigde] en [A] bijgestaan door mr. [B]. Namens verweerder is verschenen [gemachtige] bijgestaan door [C].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
In het uittreksel van de Kamer van Koophandel is als bedrijfsomschrijving van eiseres het volgende vermeld: ‘Beheer van leegstaand onroerend goed.’
Eiseres biedt aan eigenaren van leegstaande onroerende zaken bewaringsdiensten aan. Hiertoe sluit eiseres overeenkomsten met de eigenaren van de onroerende zaken. In die overeenkomsten is onder meer bepaald dat de opdrachtgever het onroerend goed aan eiseres in bewaring/beheer geeft en dat eiseres binnen 24 uur na het sluiten van de overeenkomst de onroerende zaak feitelijk om niet door derden zal laten bewonen. Eveneens is bepaald dat alle kosten betreffende de onroerende zaak, zoals bijvoorbeeld gas, water en elektra voor rekening van de opdrachtgever komen. Kosten van onderhoud zijn voor rekening en risico van de opdrachtgever. De opdrachtgever is gehouden de onroerende zaak voor eigen rekening en risico geschikt te maken en te houden voor bewoning door derden. De opdrachtgever is geen vergoeding verschuldigd voor de door eiseres verrichtte diensten. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, met een minimum duur van twee maanden, en kan worden opgezegd met in achtneming van een opzegtermijn van minimaal vier weken tenzij anders wordt overeengekomen.
Eiseres sluit met de derden die de onroerende zaak gaan bewonen (hierna tevens te noemen: de oppassers) een gebruiksovereenkomst. De oppassers zijn aan eiseres een éénmalige vergoeding voor administratiekosten verschuldigd. Daarnaast zijn de oppassers maandelijks een vergoeding verschuldigd. Deze vergoeding dient ter dekking van kosten van onder andere gas, water, elektriciteit, diverse belastingen, huismeestertaken, aanleggen van een warm water voorziening en de installatie van een douchecabine. Eiseres plaatst twee of drie oppassers in een leegstaande onroerende zaak.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen onroerende-zaakbelastingen terecht aan eiseres zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
2007
Verweerder heeft in zijn verweerschrift voor het jaar 2007 het standpunt ingenomen dat de het beroep gegrond moet worden verklaard en dat de aanslag moet worden vernietigd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en de aanslag over 2007 vernietigen.
2008
In artikel 220 van de Gemeentewet is het volgende bepaald:
‘Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken kunnen onder de naam onroerende-zaakbelastingen worden geheven:
- a.
een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;
- b.
een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar van onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.’
In artikel 220b van de Gemeentewet is het volgende bepaald:
- ‘1.
Voor de toepassing van artikel 220, onderdeel a, wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
- 2.
Voor de toepassing van artikel 220, onderdeel b, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.’
In de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008 van verweerder is onder meer het volgende bepaald:
‘Artikel 1. Belastingplicht
- 1.
Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
- a.
een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt (verder te noemen: gebruikersbelasting);
- b.
een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht (verder te noemen: eigenarenbelasting).
- 2.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
(…)’
De rechtbank beantwoordt de in geding zijnde vraag bevestigend en is van oordeel dat eiseres op grond van de artikelen 220 en 220b, eerste lid, van de Gemeentewet, en de daarmee corresponderende artikelen van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008, terecht als belastingplichtige is aangemerkt. Bij dat oordeel heeft de rechtbank het arrest van de Hoge Raad van 7 februari 2001, nr. 35 865, LJN: AA9843, in haar overwegingen betrokken.
De opdrachtgevers hebben met eiseres overeenkomsten gesloten op grond waarvan eiseres het recht heeft om de aan haar ter beschikking gestelde leegstaande onroerende zaken door derden te laten bewonen. De onderneming van eiseres bestaat er uit dat de leegstaande bedrijfspanden geschikt gemaakt worden voor het (tijdelijk) huisvesten van oppassers, het plaatsen van oppassers en het verlenen van diensten die daarmee samenhangen. Eiseres verricht die werkzaamheden voor eigen rekening en risico, waaraan niet afdoet dat een aanmerkelijk deel van de kosten voor rekening en risico van de opdrachtgever komt. Eiseres genereert haar volledige omzet uit de vergoedingen die de oppassers aan haar verschuldigd zijn. Onder die omstandigheden zijn de opdrachtgevers geen gebruiker van de onroerende zaken, maar eiseres. Eiseres gebruikt de onroerende zaken ten behoeve van haar onderneming.
De omstandigheid dat de opdrachtgevers de onroerende zaken ter beschikking stellen aan eiseres kan niet worden aangemerkt als in gebruik geven van een deel van de onroerende zaken aan eiseres of ter beschikking stellen van de onroerende zaken aan haar voor volgtijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 220b, eerste lid, van de Gemeentewet. De opdrachtgevers geven immers niet een deel maar de volledige onroerende zaak aan eiseres in gebruik. Zij stellen de onroerende zaak voorts niet voor volgtijdig gebruik aan eiseres ter beschikking, maar in beginsel voor aaneengesloten gebruik door eiseres, voor onbepaalde tijd, ten behoeve van haar onderneming.
Het plaatsen van oppassers in de onroerende zaken door eiseres moet echter wel aangemerkt worden als in gebruik geven van een deel of delen van de onroerende zaken of ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik van de onroerende zaken. Eiseres is op grond van de overeenkomsten met de opdrachtgevers daartoe verplicht en plaatst ook daadwerkelijk oppassers in de onroerende zaken.
Ter zitting heeft eiseres een vergelijking gemaakt met een situatie dat bewakers de onroerende zaken zouden bewaken, in welke situatie geen onroerende-zaakbelasting is verschuldigd. Nu deze situatie zich feitelijk niet voordoet behoeft deze stelling naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande moet het beroep voor het jaar 2007 gegrond en voor het jaar 2008 ongegrond worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu het beroep voor het jaar 2007 gegrond wordt verklaard. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij de toekenning van de proceskosten over het jaar 2007 een wegingsfactor van 0,25 gehanteerd moet worden omdat de zaak als zeer licht is te kenmerken. De rechtbank zal verweerder hierin volgen. Om de aanslag over 2007 te bestrijden heeft eiseres kunnen volstaan met het enkele argument dat eiseres de onroerende zaak [A-straat 1] per begin van het jaar niet in gebruik had, hetgeen als een zeer eenvoudige feitelijke en juridische kwestie moet worden aangemerkt. Verweerder stelt zich derhalve terecht op het standpunt dat de zaak over het jaar 2007 als zeer licht is te kenmerken.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast te stellen op € 161 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 0,25).
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de kosten voor het beroepschrift voor zover dit beroepschrift ziet op het jaar 2008 niet voor vergoeding in aanmerking komen nu het beroep voor het jaar 2008 ongegrond wordt verklaard.
6. Beslissing
De rechtbank:
- —
verklaart het beroep betreffende het jaar 2007 gegrond;
- —
verklaart het beroep betreffende het jaar 2008 ongegrond;
- —
vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende het jaar 2007;
- —
vernietigt de aanslag over het jaar 2007 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- —
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 161;
- —
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 16 maart 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1 —
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2 —
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.