Uitsluiting minderjarigen van 68%-regeling discriminatoir?

Documentgegevens:

HR 10-06-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7211, m.nt. R.H. Happé

Instantie: Hoge Raad
Datum: 10 juni 2005
Magistraten: Pos; Monné; Leemreis; Maanen, van; Streefkerk
Zaaknummer: 38 625
Noot: R.H. Happé
LJN: AT7211
JCDI: JCDI:ADS660350:1
Vakgebied(en): Onbekend (V)
Vermogensbelasting (V)
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2005:AT7211, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑2005
Wetingang: Art. 14, vijfde en zesde lid, Wet VB 1964; art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR

Essentie

Samenvatting

Belanghebbende is minderjarig. Zij heeft een aanzienlijk vermogen. Haar zuivere inkomsten daaruit worden bij haar ouders in aanmerking genomen. Het belastbare inkomen van beide ouders is - na eliminatie van winst uit aanmerkelijk belang - negatief. Belanghebbende stelt dat haar uitsluiting van de teruggaafregeling van art. 14, vijfde lid, Wet VB 1964 door art. 14, zesde lid, een ongeoorloofde ongelijke behandeling is.

HR: De onderhavige regeling kan in enkele gevallen tot de uitkomst leiden dat vermogensbelasting verschuldigd is over het vermogen van de minderjarige die niet dan wel niet in die mate ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.