Hof Amsterdam, 26-11-2009, nr. 04/03340
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK5202, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-11-2009
- Zaaknummer
04/03340
- LJN
BK5202
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK5202, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑11‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BN6350
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BN6350, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Wetingang
art. 8:68 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑11‑2009
Inhoudsindicatie
KB-Luxzaak Bij een eerdere uitspraak heeft het Hof ten aanzien van belanghebbende met toepassing van de omkering van de bewijslast beslist over de inkomstenbelasting. Daarbij is tevens in de vorm van een tussenuitspraak het onderzoek voor de vermogensbelasting heropend. Die heropening had uitsluitend tot doel de vermogens opnieuw te berekenen, hetgeen ook voor belanghebbende kenbaar was. Onder die omstandigheden is het overleggen van alsnog bij de KB-Luxbank opgevraagde gegevens tardief.
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Eerste Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op de beroepen van X te Z, belanghebbende,
tegen
uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, de inspecteur.
1. Loop van het geding
1.1. Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar zijn (tussen)uitspraak van 2 juli 2009 met kenmerknummer P04/03329 t/m 04/03349 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof de inspecteur opgedragen de vermogens voor de vermogensbelasting (VB) te berekenen met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.3 van die uitspraak en heeft het Hof iedere verdere beslissing inzake de beroepen betreffende de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekking hebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente aangehouden.
1.2. Ter voldoening aan de onder 1.2 vermelde opdracht heeft de inspecteur het Hof bij schrijven van 18 augustus 2009 (met bijlage) de herberekende vermogenscorrecties doen toekomen. Bij brief van 9 september 2009 (met bijlagen) heeft belanghebbendes gemachtigde (hierna: de gemachtigde) hierop gereageerd. In die brief heeft de gemachtigde tevens verzocht om het onderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te heropenen.
1.3. Bij brief van 16 oktober 2009 heeft de gemachtigde het Hof afschriften toegezonden van (i) een aan hem gerichte brief van de inspecteur van 9 oktober 2009 en (ii) van een brief van hem aan de inspecteur van 16 oktober 2009.
Op 26 oktober 2009 heeft het Hof een nader stuk van de inspecteur ontvangen met dezelfde dagtekening, door hem aangeduid als ‘pleitnotitie’.
Afschriften van deze stukken heeft de respectievelijke wederpartij ontvangen.
1.4. Op 30 oktober 2009 heeft een nader onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Voor de vaststelling van de feiten verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.
2.2. Op 18 augustus 2009 heeft de inspecteur het Hof bericht dat de vermogens na herrekening als volgt moeten worden vastgesteld (in guldens):
jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
nieuwe vermogens 304.000 297.000 304.000 306.360 299.000 342.340 337.520 391.370 385.810 431.509
In de bijlage bij deze brief heeft de inspecteur zijn berekening gespecificeerd. Die bijlage bevat onder andere de volgende gegevens:
jaar
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Belastbare inkomens
primitieve aanslag 85.000 85.000 92.230 83.101 81.693 75.782 74.794 73.464 77.477 73.975 75.000
Correcties uit onderzoek (volgens de Uitspraak) 17.130 16.140 15.555 13.755 11.490 11.400 11.460 12.240 12.675 13.350 14.805
Belastbare inkomens
(volgens de Uitspraak) 102.130 101.140 107.785 96.856 93.183 87.182 86.254 85.704 90.152 87.325 89.805
Na te vorderen IB
(volgens de Uitspraak) 9.897 9.125 9.333 7.333 5.817 5.700 5.730 6.120 6.337 6.675 7.401
Boetebedrag IB
(volgens de Uitspraak) 9.897 9.125 9.333 7.333 5.817 5.700 5.730 6.120 6.337 6.675 7.401
jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Correcties uit onderzoek (volgens de Uitspraak) 314.400 319.200 338.400 351.600 354.400 407.600 412.800 477.200 483.200 541.200
af correcties IB 9.897 19.022 28.355 35.688 41.504 47.204 52.934 59.054 65.391 72.065
af correcties heffingsrente 982 2.310 3.963 5.966 7.520 9.251 11.733 14.292
af correcties VB 2.432 4.808 7.240 9.690 12.082 14.820 17.520 20.259 22.959
Gecorrigeerd vermogen 304.000 297.000 304.000 306.360 299.000 342.340 337.520 391.370 385.810 431.509
In de bijlage is – aldus de inspecteur in zijn brief van 18 augustus 2009 – ”de boete niet aangepast aan [de Uitspraak], omdat de omvang van de boete geen gevolgen heeft voor de correctie op het vermogen”. Voorts constateert het Hof dat de inspecteur in de bovenste tabel voor het jaar 1992 het belastbare inkomen volgens de primitieve aanslag en het belastbare inkomen volgens de Uitspraak telkens ƒ 90 te laag heeft genomen. Deze fout heeft tot gevolg dat de correcties IB voor 1993 en de volgende jaren steeds (60% van ƒ 90 =) ƒ 54 te hoog zijn berekend, hetgeen ook gevolgen heeft voor de correcties heffingsrente.
2.3. Bij brief van 9 september 2009 heeft de gemachtigde documenten - die hij kort daarvoor van de KB-Luxbank had ontvangen - aan het Hof doen toekomen. In de brief heeft de gemachtigde geschreven:
“ik [verzoek] uw Hof hierbij om het onderzoek ex artikel 8:68 [Awb] te heropenen, omdat het onderzoek niet volledig heeft kunnen zijn. Belanghebbende heeft recent nieuwe gegevens verkregen van [de KB-Luxbank] over de bankrekening van zijn in [Oost-Europa] wonende vader, die op belanghebbendes naam is geregistreerd [...]. De bijlagen bevatten een overzicht van de betreffende bankrekeningen tot aan het moment dat die zijn opgeheven in april 2002. Het op dat moment aanwezige saldo heeft de vader van belanghebbende, zo begreep ik van hem, opgehaald bij [de KB-Luxbank].
Als gevolg van wettelijke voorschriften in Luxemburg, kan [de KB-Luxbank] geen gegevens verschaffen die betrekking hebben op jaren van meer dan tien jaar geleden. In dat verband zouden de inkomsten en vermogens over de ontbrekende jaren wellicht berekend kunnen worden op de wijze zoals aan de orde was in de uitspraak van uw Hof van 21 februari 2006, nr. 04/03488 [...]. Voor zover belanghebbende zich kan herinneren heeft zijn vader de bankrekening bij [de KB-Luxbank] met hem in 1993 geopend. Belanghebbende zal nog bij [de KB-Luxbank] nagaan of het toch niet mogelijk is om een duplicaat van het openingsformulier te verkrijgen.”
De bijgevoegde documenten bestaan uit:
1. Een niet van adresgegevens voorziene aanbiedingsbrief van de KB-Luxbank, gedateerd 1 september 2009, waarin onder andere staat:
"Naar aanleiding van uw verzoek vindt u ingesloten de door u gevraagde documenten."
2. Een – ongedateerde – aanbiedingsbrief van de bank waarin onder andere staat:
"Gevolg gevend op uw vraag, worden de volgende documenten voorbereid:
• duplicaat van uw rekeninguittreksels
• staat van tegoeden van eindejaar
[...]
Wij wensen u eraan te herinneren dat onze bank, in overeenstemming met het Algemeen Reglement der Verrichtingen, over het recht beschikt om de gearchiveerde documenten en bewijsstukken te vernietigen die de wettelijke bewaartijd van 10 jaar overschrijden. Om deze reden voert de bank geen opzoekingen uit voor verrichtingen die deze periode voorafgaan.”
3. Diverse documenten betreffende rekeningnummer [123456] met de aanhef 'STAND DER GUTHABEN UND VERPFLICHTUNGEN'.
Blijkens deze documenten bedroegen de 'WERTPAPIERE', het 'BARGELD' en het 'TOTAL DER GUTHABEN' op rekeningnummer [123456] op de hierna genoemde data de volgende bedragen (in Luxemburgse Franken):
WERTPAPIERE BARGELD TOTAL DER GUTHABEN*
31 december 1998 899.887 190.335 1.090.222
30 december 1999 1.068.188 134.072 1.202.260
29 december 2000 981.236 207.307 1.188.543
28 december 2001 970.525 130.613 1.101.138
* De omrekeningskoers bedroeg volgens de bank: ƒ 1 = LUF 18,30544.
4. Diverse duplicaten van rekeninguittreksels betreffende rekeningnummer [123456], waarop de 'MOUVEMENTS COMPTABELES' in de periode 1 januari 1999 tot en met 5 mei 2002 staan vermeld.
De genoemde documenten bevatten geen aanduiding van de naam of het adres van de gerechtigde.
2.4. In zijn pleitnota (punt 5) heeft de gemachtigde het volgende geschreven:
“In dit geval heeft belanghebbende direct toegegeven dat er een bankrekening bestond bij [KB-Luxbank] en dat ook later nog eens mondeling aan twee vertegenwoordigers van de Belastingdienst medegedeeld. Daarbij heeft hij echter ook vermeld dat het niet zijn geld was wat op die bankrekening stond, maar van zijn vader. Belanghebbende wenst om hem moverende redenen zijn vader niet met deze kwestie lastig te vallen.”
2.5. In zijn schrijven van 26 oktober 2009 reageert de inspecteur op de brief van de gemachtigde van 9 september 2009. Daarin staat onder andere:
“Belanghebbendes constatering [...] dat ik bij de herrekening geen rekening heb gehouden met de door hem verschuldigde boeten is juist [...] De [...]vergrijpboete wordt immers pas verschuldigd in het jaar dat zij wordt vastgesteld (c.q. opgelegd). Vanaf dat moment drukt zij als schuld op het vermogen [...]. De belanghebbende moet op peildatum voor de vermogensbelasting een inschatting maken van de kans dat hem over dat jaar en de voorafgaande jaren een [...] boete ter zake van het verzwijgen van inkomen of vermogen zal worden opgelegd. Die kans moet hij op nihil schatten. Immers op dat moment heeft hij geen enkele aanwijzing dat de inspecteur ooit bekend zal worden met door hem verzwegen buitenlands inkomen of vermogen, zeker niet nu hij vermogen heeft ondergebracht in een land met een bankgeheim. […]
Heropening onderzoek
De belanghebbende verzoekt om heropening [...] De belanghebbende heeft er toen [Hof: bedoeld is bij de beantwoording van de zogenoemde vermoedenbrief van 19 november 2007; zie r.o. 5.3.2 in de Uitspraak] voor gekozen om niet met gegevens te komen maar te volharden in zijn ontkennende en weigerachtige houding. Pas nu uw Hof in [de Uitspraak] de materiële grondslag van de aanslagen al heeft vastgesteld, komt de belanghebbende alsnog met enige gegevens. Naar mijn mening is dit te laat [...] hij kan nu niet, nu het niet in zijn voordeel uitvalt, alsnog [...] om heropening van het onderzoek verzoeken. [...]
Reactie ten aanzien van de overgelegde gegevens [...]
ik [ben] van mening dat de alsnog overgelegde gegevens onvoldoende inzicht geven en niet het van de belanghebbende verlangde bewijs leveren. [...] De thans overgelegde gegevens hebben slechts betrekking op de jaren 1999 tot en met 2002. Daarbij is geen enkele aansluiting te maken met het verleden. Uit deze gegevens kan geen enkele conclusie worden getrokken over het in het verleden bij [de KB-Luxbank] aangehouden saldo. [...] wat is er met deze gelden gebeurd? Zijn zij herbelegd bij een andere buitenlandse bankinstelling? [...] Verder acht ik van belang dat op de rekeningoverzichten regelmatig boekingen ten laste van de rekening staan met de omschrijving portospesen. De rekeninghouder heeft derhalve regelmatig post van [de KB-Luxbank] ontvangen. Te denken valt o.a. (dag)afschriften, aan- en verkoopnota's en jaaroverzichten. Ik concludeer dat belanghebbende in ieder geval op die momenten ook heeft beschikt over gegevens die de inspecteur gevraagd heeft. Het is nu belanghebbendes keuze die niet alsnog te verstrekken. De hieruit voortvloeiende bewijsnood is volledig voor rekening van de belanghebbende. Ditzelfde geldt voor het geval hij die gegevens in eerder stadium heeft vernietigd. [...]
De belanghebbende dient nog steeds aan te tonen dat de aanslagen onjuist en tot een te hoog bedrag zijn opgelegd. Met hetgeen hij bij brief van 9 september 2009 heeft overgelegd is hij niet in het van hem verlangde bewijs geslaagd. Hij heeft tot op heden evenmin een volledige en waarheidsgetrouwe verklaring over het bestaan en verloop van de rekening overgelegd.”
3. Geschil
3.1. Voor de geschilomschrijving verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.
3.2. Na het doen van de Uitspraak is tevens in geschil:
1. Vormen de door belanghebbende bij brief van 9 september 2009 ingebrachte documenten reden om de navorderingsaanslagen VB op lagere bedragen vast te stellen dan voortvloeit uit rechtsoverweging 5.6.3 van de Uitspraak?
2. Heeft de inspecteur bij de berekening van de vermogens – zoals vermeld in (de bijlagen bij) zijn brief van 18 augustus 2008 – terecht geen rekening gehouden met de met de navorderingsaanslagen verband houdende boetes?
4. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen
Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.
5.2. Heropening onderzoek voor zover het betreft de navorderingsaanslagen VB
Door de - in de vorm van een tussenuitspraak gegeven - opdracht aan de inspecteur de vermogens voor de VB met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.3 van de Uitspraak te berekenen, werd het onderzoek heropend, als bedoeld in artikel 8:68, lid 1, Awb. Derhalve kan het Hof voorbij gaan aan belanghebbendes verzoek tot heropening dat – zoals hij ter zitting verklaarde – uitsluitend betrekking heeft op de beroepen betreffende de VB.
5.3. De nieuwe door belanghebbende ingebrachte gegevens
5.3.1. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de door de gemachtigde bij brief van 9 september 2009 ingestuurde gegevens te laat in de procedure zijn ingebracht. Zijns inziens had belanghebbende dat eerder, namelijk in zijn reactie op de brief van het Hof van 19 november 2007 (zie de Uitspraak onder 1.16 en 5.3.3, hierna: de vermoedenbrief) moeten doen.
5.3.2. Dienaangaande overweegt het Hof als volgt. In de vermoedenbrief heeft het Hof belanghebbende op de hoogte gebracht van zijn vermoeden dat:
- belanghebbende over meer rekeningen beschikte dan de op de afdruk van het microfiche vermelde rekening,
- belanghebbende gedurende de gehele door de inspecteur in aanmerking genomen periode houder was van voormelde bankrekeningen en gerechtigd was tot de daarop staande tegoeden, en
- belanghebbende uit de tegoeden op die rekeningen gedurende die gehele periode belastbare inkomsten heeft genoten en dat die tegoeden gedurende deze gehele periode tot zijn belastbare vermogen behoorden.
Het Hof heeft belanghebbende daarbij in de gelegenheid gesteld alsnog informatie te verschaffen omtrent onder andere de bij de KB-Luxbank aangehouden tegoeden in de periode 1991 tot 2001.
5.3.3. In zijn reactie op de vermoedenbrief heeft de gemachtigde, die belanghebbende ook destijds al rechtskundige bijstand verleende, op 13 december 2007 het Hof bericht dat hij ‘op dit moment niets heeft toe te voegen aan hetgeen hij reeds eerder in de onderhavige procedures naar voren heeft gebracht’. Tevens schrijft hij dat het van algemene bekendheid is dat de KB-Luxbank niet reageert op verzoeken om te verklaren dat iemand geen rekeninghouder is geweest. Volgens belanghebbende verstrekt de KB-Luxbank geen verklaringen van ‘niet-rekeninghouderschap’.
5.3.4. Uit de brief van de gemachtigde van 9 september 2009,de bij die brief gevoegde bijlagen en hetgeen de gemachtigde ter zitting heeft verklaard leidt het Hof af dat belanghebbende een verzoek aan de KB-Luxbank heeft gedaan tot het verstrekken van bancaire gegevens en dat hij erkent rekeninghouder te zijn geweest van een rekening met het nummer [123456]. Belanghebbende was kennelijk, zoals ook blijkt uit de pleitnota van 30 oktober 2009, wel degelijk op de hoogte van het bestaan van een rekening op zijn naam. Bovendien blijkt uit de ter zitting afgelegde verklaring van de gemachtigde dat een simpel verzoek van belanghebbende volstond om binnen circa twee weken van de bank gegevens/documenten over de op naam van belanghebbende staande bankrekening te ontvangen. Desondanks heeft belanghebbende – naar moet worden aangenomen – eind 2007 geen gegevens betreffende de onderhavige bankrekening bij de KB-Luxbank opgevraagd.
Hij heeft in ieder geval destijds geen enkel gegeven ingebracht en bleef – zoals volgt uit zijn opmerking in zijn brief van 13 december 2007 dat het van algemene bekendheid is dat de KB-Luxbank niet reageert op verzoeken om te verklaren dat iemand geen rekeninghouder is geweest – bij zijn standpunt dat hij geen rekeninghouder was.
5.3.5. Tijdens de procedure – meer in het bijzonder na het verzenden van de vermoedenbrief – heeft het Hof belanghebbende nadrukkelijk de mogelijkheid geboden om gegevens betreffende de KB-Luxbankrekening in te brengen. Tot het moment dat belanghebbende door middel van de Uitspraak kennis kreeg van het oordeel van het Hof betreffende de inkomsten uit en tegoeden op de KB-Luxbankrekening, heeft belanghebbende er bewust voor gekozen geen opening van zaken te geven. Hij heeft immers vanaf de opening van de bankrekening geweten dat er op zijn naam een bankrekening bij de KB-Luxbank bestond. Pas na de Uitspraak heeft hij besloten om gegevens bij die bank te gaan opvragen.
Van belang acht het Hof voorts dat de Uitspraak tevens een tussenuitspraak bevatte die expliciet een vaststelling van de niet-aangegeven tegoeden behelsde (zie overweging 5.6.3). Met de tussenuitspraak werd niets anders beoogd dan de inspecteur op te dragen de vermogens van belanghebbende opnieuw te berekenen omdat de IB-, heffingsrente- en VB-schulden door de Uitspraak waren gewijzigd. De brief van het Hof van 20 augustus 2009 had dan ook zeker niet als strekking om belanghebbende de gelegenheid te bieden de grondslag van de navorderingsaanslagen in zijn geheel ter discussie te stellen. Belanghebbende heeft dit uit die brief ook niet kunnen begrijpen.
5.3.6. Daar komt bij dat de inspecteur in zijn brief van 8 november 2002 aan belanghebbende heeft geschreven dat belanghebbende in een op 1 november 2002 gevoerd gesprek verklaard heeft de betreffende bankrekening en het betreffende rekeningnummer niet te kennen en dat zijn vader de rekening waarschijnlijk geopend heeft. In reactie daarop heeft de gemachtigde geschreven dat aan deze verklaringen van belanghebbende geen waarde kan worden toegekend, omdat belanghebbende zich in het gesprek door de ambtenaren van de Belastingdienst geïntimideerd voelde. In zijn pleitnota schrijft de gemachtigde daarentegen – naar het oordeel van het Hof in strijd met de waarheid – dat belanghebbende direct heeft toegegeven dat er een bankrekening bij de KB-Luxbank bestond.
Voorts acht het Hof nog van belang dat de inspecteur gesteld heeft dat het niet mogelijk kan zijn in een dergelijke fase van de procedure gedetailleerde gegevens over te leggen waarover belanghebbende ook eerder had kunnen beschikken en dat met deze gegevens niet aangetoond is dat de opgelegde navorderingsaanslagen onjuist zijn, ook niet voor de belastingjaren 1999 en later.
5.3.7. Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, tezamen genomen en in onderling verband bezien, brengen de beginselen van een behoorlijke procesorde naar het oordeel van het Hof mee dat de door belanghebbende bij zijn brief van 9 september 2009 meegezonden, van de KB-Luxbank afkomstige, documenten buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Nu er geen goede redenen waren om die documenten niet eerder in het geding te brengen, weegt het belang dat belanghebbende heeft bij het in de beoordeling betrekken van die documenten niet op tegen het algemene belang van een doelmatige procesgang. Daaraan doet niet af dat het in casu mede gaat om boeten. Niet gezegd kan immers worden dat door het buiten beschouwing laten van die documenten afbreuk is gedaan aan het recht van belanghebbende op een eerlijk proces. Het Hof kan derhalve in het midden laten of deze bescheiden overtuigend aantonen dat de inspecteur de in het buitenland aangehouden tegoeden voor een te hoog bedrag in aanmerking heeft genomen.
5.4. De nieuw berekende vermogens
5.4.1. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur de bij de navorderingsaanslagen opgelegde boetes – zowel wat betreft de IB als VB – terecht niet in aanmerking genomen bij de berekening van de vermogens. Het vermoeden dat belanghebbende inkomsten en/of vermogens had verzwegen rees eerst na 1 januari 2002. Derhalve was op de voor de VB relevante peildata, de eerste januari van de jaren 1991 tot en met 2000, niet te voorzien dat belanghebbende beboet zou gaan worden.
5.4.2. Nu belanghebbende voor het overige geen inhoudelijke bezwaren tegen de berekening van de inspecteur heeft ingebracht en het Hof ook niet gebleken is dat de inspecteur bij die berekening fouten heeft gemaakt die hebben geleid tot te hoog berekende vermogens, zal het Hof de vermogens conform diens berekening van 18 augustus 2009 vaststellen. Het Hof tekent hierbij nog aan dat de onder 2.2 gesignaleerde fout in de berekening van de inspecteur geen gevolgen heeft voor de hoogte van de verschuldigde VB, aangezien in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 was bepaald dat het tarief van de VB wordt berekend over elk geheel bedrag van ƒ 1.000.
6. Proceskosten en kosten bezwaarfase
6.1. Nu de door belanghebbende ingestelde beroepen gegrond zijn, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb. Andere kosten dan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn niet gesteld en zijn het Hof ook niet gebleken. De kosten van deze bijstand, voor zover verleend tot de datum van de Uitspraak, zijn begrepen in het in de Uitspraak berekende bedrag van € 2.415. Het Hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 6.2 en 6.3 van de Uitspraak.
6.2. Na de Uitspraak zijn nog voor vergoeding in aanmerking komende kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakt in verband met het opstellen van de brief van 9 september 2009 en het bijwonen van de zitting van 30 oktober 2009. Het Hof berekent deze kosten op 1 punt voor proceshandelingen (0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen en 0,5 punt voor de nadere zitting), vermenigvuldigd met 1,5 wegens samenhang en met € 322 per punt. De vergoeding komt dan uit op € 483.
6.3. Met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om een integrale vergoeding van de proceskosten oordeelt het Hof overeenkomstig rechtsoverweging 6.5 van de Uitspraak.
6.4. Met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om vergoeding van kosten in de bezwaarfase oordeelt het Hof overeenkomstig rechtsoverweging 6.6 van de Uitspraak.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart de beroepen gegrond voor zover het betreft de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekkinghebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente,
- vernietigt de bestreden uitspraken die betrekking hebben op deze aanslagen en beschikkingen;
- vermindert de navorderingsaanslagen VB tot aanslagen berekend naar de volgende vermogens (in guldens):
jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
vermogens 304000 297000 304000 306360 299000 342340 337520 391370 385810 431509
- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekkinghebbende beschikkingen heffingsrente overeenkomstig de bovenstaande vermindering van die aanslagen,
- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekkinghebbende boetes tot 64% van de belastingbedragen zoals die overeenkomstig de bovenstaande verminderingen komen te luiden,
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 483 en
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 370 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, J.P.A. Boersma en P.F. Goes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 26 november 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.