HR, 11-07-2008, nr. 42 106
ECLI:NL:HR:2008:BD6826
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2008
- Zaaknummer
42 106
- LJN
BD6826
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Fiscaal bestuursrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD6826, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑07‑2008; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2005:AT3283, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2008/17.9
V-N 2008/34.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2008/1381 met annotatie van Mr. J.A.G. van Es
Uitspraak 11‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Art. 8.15 Wet IB 2001. Co-ouder geen recht op alleenstaande-ouderkorting, nu kind niet op zijn adres is ingeschreven. Geen verboden ongelijke behandeling.
Nr. 42.106
11 juli 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 april 2005, nr. BK 224/04, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten falen. Het Hof heeft op goede gronden met juistheid geoordeeld dat de wetgever, door voor de toepassing van de alleenstaande-ouderkorting als voorwaarde te stellen dat het kind op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, binnen de hem toekomende (ruime) beoordelingsbevoegdheid is gebleven, en dat belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel, zoals dat zijn uitdrukking heeft gevonden in de door het Hof vermelde verdragen, daarom ongegrond is.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2008.