BNB 1998/420
Zaak ICI. Onderscheid naar vestigingsplaats dochtermaatschappijen binnen EG niet geoorloofd. Gemeenschapsrecht verzet zich niet tegen verschillende behandeling naargelang houdstermaatschappij al dan niet uitsluitend of hoofdzakelijk dochtermaatschappijen in landen buiten EG bezit
HvJ EG 16-07-1998, ECLI:EU:C:1998:370, m.nt. P.J. Wattel
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
16 juli 1998
- Magistraten
Rodríguez Iglesias; Ragnemalm; Wathelet; Schintgen; Mancini; Moitinho de Almeida; Murray; Edward; Jann; Sevón; Ioannou
- Zaaknummer
C-264/96
- Conclusie
A-G Tesauro
- Noot
P.J. Wattel
- LJN
AV2613
- JCDI
JCDI:ADS887970:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1998:370, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 16‑07‑1998
- Wetingang
Essentie
Zaak ICI. Onderscheid naar vestigingsplaats dochtermaatschappijen binnen EG niet geoorloofd. Gemeenschapsrecht verzet zich niet tegen verschillende behandeling naargelang houdstermaatschappij al dan niet uitsluitend of hoofdzakelijk dochtermaatschappijen in landen buiten EG bezit
Samenvatting
Engelse houdstermaatschappij heeft 23 dochtermaatschappijen, waarvan er vier zijn gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, zes in andere EG-lidstaten en dertien in derde landen buiten de EG. Het Verenigd Koninkrijk stelt voor compensatie van verlies van een Britse dochter met winsten van de deelnemer in de houdstermaatschappij ('consortium relief') als vereiste dat de activiteit van de houdstermaatschappij geheel of hoofdzakelijk bestaat in het houden van aandelen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.