V-N 1999/28.4
ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR. INKOMSTENBELASTING Aanvang cassatietermijn. Vakantiegeld. Zwaarwegende sociaal-economisch-politieke motieven rechtvaardigen ongelijke behandeling
HR 16-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2769, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 juni 1999
- Magistraten
Ilsink; Stoffer; Zuurmond; Pos; Monné; Kop
- Zaaknummer
33 848
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AA2769
- JCDI
JCDI:ADS900125:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2769, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA2769, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1999
- Wetingang
Essentie
ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR. INKOMSTENBELASTING Aanvang cassatietermijn. Vakantiegeld. Zwaarwegende sociaal-economisch-politieke motieven rechtvaardigen ongelijke behandeling
Samenvatting
De beroepstermijn in cassatie vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (art. 6:8, eerste lid, jo art. 6:24 Awb). Als zodanige bekendmaking heeft te gelden de toezending van een afschrift van de uitspraak ingevolge art. 17, vierde lid, Wet ARB. Die toezending vond in het onderhavige geval plaats op 10 oktober 1997. De termijn is derhalve aangevangen op 11 oktober 1997 en geëindigd met 21 november 1997. Het op 19 november ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.