BNB 2001/30
Desinvesteringsbetaling; vervreemding bedrijfsmiddel na inbreng tegen creditering
HR 11-10-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7416, m.nt. P.H.J. Essers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 oktober 2000
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Brunschot, van; Vliet, van; Amersfoort, van; Lourens
- Zaaknummer
35196
- Conclusie
A-G mr. Van Kalmthout
- Noot
P.H.J. Essers
- LJN
AA7416
- JCDI
JCDI:ADS171852:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA7416, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑10‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA7416, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑10‑2000
- Wetingang
Art. 61b, eerste lid, Wet IB 1964
Essentie
Desinvesteringsbetaling; vervreemding bedrijfsmiddel na inbreng tegen creditering
Samenvatting
Belanghebbende gaat op 1 januari 1991 een vennootschap onder firma aan met zijn echtgenote. Hij brengt - tegen creditering - zijn onderneming in; zij haar arbeid, kennis en vlijt. Belanghebbende deelt voor 70% in de winsten en verliezen. Tot de door hem ingebrachte bedrijfsmiddelen behoort een gepremieerde vrachtwagen, die in 1995 wordt verkocht.
HR: Inbreng van een bedrijfsmiddel in een firma tegen creditering kan niet worden aangemerkt als een vervreemding tegen overdrachtsprijzen als bedoeld in art. 61b, eerste lid, Wet IB 1964 (tekst 1991). Een redelijke wetstoepassing brengt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.