Hof Amsterdam, 23-01-2004, nr. 02/06849
ECLI:NL:GHAMS:2004:AO3409, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-01-2004
- Zaaknummer
02/06849
- LJN
AO3409
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2004:AO3409, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑01‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA1262, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑01‑2004
Inhoudsindicatie
Leges voor bouwvergunning. Aanvraag buiten verdere behandeling gesteld op grond van art. 4:5 Awb. Belanghebbende mocht erop vertrouwen dat geen leges verschuldigd zouden zijn.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Twaalfde Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z, belanghebbende
tegen
een uitspraak van het hoofd van de afdeling Onroerende Zaken en Belastingen van de gemeente Velsen, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is op 28 november 2002 een beroepschrift ontvangen, dat namens haar is ingediend door Ir. A te Q. Het beroep is gericht tegen de hierna te noemen uitspraak van verweerder, gedagtekend 25 oktober 2002.
Bij een aanslagbiljet met dagtekening 30 april 2002 is van belanghebbende een bedrag van € 20.039,43 aan leges geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning. Na bezwaar tegen het geheven bedrag is dit bij uitspraak van verweerder verminderd met € 4.859,53.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot primair vermindering van de leges tot op nihil en subsidiair vermindering van de leges tot een bedrag, berekend over een heffingsgrondslag van € 85.000 dan wel € 532.205.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Hij concludeert tot het ongegrond verklaren van het beroep.
Ter zitting van 17 oktober 2003 zijn verschenen B namens belanghebbende en C, tot bijstand vergezeld van D, E en F, namens verweerdeer. Namens belanghebbende zijn fotokopieën van twee krantenartikelen en een kostenraming overgelegd. Namens verweerder is een samenvatting overgelegd van een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. Partijen hebben kennis kunnen nemen van de door de wederpartij overgelegde stukken en hebben zich daarover kunnen uitlaten.
Na de zitting heeft B op verzoek van het Hof nog twee, door G ondertekende, volmachten ingezonden.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende heeft op 15 januari 2002 bij de gemeente Velsen een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een bouwvergunning. Het betrof een vergunning voor de bouw van 14 vakantiewoningen. Belanghebbende vermeldde op het aanvraagformulier een bouwsom van € 85.000.
2.2.
B en W van de gemeente Velsen hebben op de onder 2.1 vermelde aanvraag gereageerd bij brief aan belanghebbende van 4 februari 2002. Die brief luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"Hierbij deel ik u mede dat uw bouwaanvraag diverse punten ontbreken voor een volledige beoordeling. Deze punten zijn: (…).
Gelet op het bepaalde in artikel 47, lid 1 van de Woningwet wordt u in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van 2 weken na dagtekening van dit schrijven de aanvraag aan te vullen door deze gegevens alsnog in 4-voud in te dienen.
Bij voorbaat wijs ik u erop dat, indien deze gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn overlegd, uw aanvraag krachtens artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht niet verder in behandeling wordt genomen. (…)".
2.3.
Belanghebbende heeft op voormelde brief van B en W niet gereageerd. Bij besluit van B en W van 4 juni 2002 is de door belanghebbende aangevraagde vergunning geweigerd.
2.4.
De raad van de gemeente Velsen heeft op 8 november 2001 de Leges-verordening 2002 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 22 november 2001 bekendgemaakt. In artikel 2 van de Verordening is bepaald dat onder de naam leges rechten worden geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening worden de leges geheven naar de tarieven, opgenomen in die tarieventabel.
2.5.
In punt 12.2.1.2 van de bij de Verordening behorende tarieventabel is een tarief vastgesteld voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, dat afhankelijk is van de hoogte van de bouwkosten. In punt 12.3.1.3 van die tabel is bepaald dat indien de gevraagde bouwvergunning wordt geweigerd, op aanvraag teruggaaf van 25% van de geheven leges wordt verleend. In de tabel is voorts voorzien in verhogingen van het te heffen bedrag voor onder meer procedurekosten (punt 12.5.1.1) en een brandveiligheidtoets (punt 12.5.3).
2.6.
Het van belanghebbende geheven bedrag aan leges is berekend op de voet van de punten 12.2.1.2, 12.5.1.1 en 12.5.3 van de bij de Verordening behorende tarieven-tabel. Daarbij is, in afwijking van het aanvraagformulier, uitgegaan van een bouwsom van (14 x € 85.000 =) € 1.190.000. Bij de bestreden uitspraak zijn de leges verminderd op de voet van punt 12.3.1.3 van de tabel en voorts met de onder punt 12.5.1.1 van de tabel omschreven verhoging.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil
- a.
of van belanghebbende terecht leges zijn geheven in verband met het doen van de onder 2.1 bedoelde aanvraag, en zo ja,
- b.
of bij het bepalen van de heffingsgrondslag de bouwsom op het juiste bedrag is vastgesteld en
- c.
of de bij de uitspraak verleende vermindering van de leges op een hoger percentage dan 25 had moeten worden vastgesteld.
4. Standpunten van partijen
4.1.
Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4.2.
Namens belanghebbende is ter zitting nog het volgende aangevoerd.
Ik ben het niet eens met de hoogte van de bij de uitspraak verleende teruggaaf; het percentage van 25 is te laag.
De in de aanvraag vermelde bouwsom van € 85.000 was bedoeld voor 14 woningen (ongeveer € 6.000 per woning). De later gemaakte kostenraming die ik hierbij overleg komt wel hoger uit, maar niet zo hoog als het bedrag waarvan de gemeente is uitgegaan.
Op de brief van B en W van 4 februari 2002 heb ik niet gereageerd. Ik was niet van plan om de aanvraag door te zetten en meende dat deze dan niet in behandeling zou worden genomen. De aanvraag is gedaan om de reactie van het publiek af te tasten. Bij de omwonenden bestond weerstand tegen bebouwing van het terrein, zoals blijkt uit de hierbij overgelegde krantenartikelen.
4.3.
Namens verweerder is ter zitting nog het volgende aangevoerd.
Uit de hierbij overgelegde samenvatting van een recente hofuitspraak blijkt dat leges zijn verschuldigd zodra het aanvraagformulier is ingediend. De gemeente is bevoegd maar niet verplicht om een incomplete aanvraag in behandeling te nemen. In dit geval is ervoor gekozen om dat wel te doen.
Uit de bij de aanvraag gevoegde tekening, die ik hierbij toon, blijkt dat het ging om aanzienlijke woningen. Op grond van ervaringen met eerdere projecten was duidelijk dat de bouwsom veel hoger moest zijn. Het uit punt 12.2.1.2 van de tarieventabel voortvloeiende bedrag is berekend op 2,1% van € 226.890, vermeerderd met 1,5% van (1.190.000 - 226.890 =) € 963.110. Ik ben nu niet in staat om de door belang-hebbende overgelegde kostenraming op haar juistheid te beoordelen.
Indien een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld kan op grond van punt 12.3.1.4 van de tarieventabel teruggaaf van 50% van de leges worden verleend.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.
Op grond van punt 12.2.1.2 van de bij de Verordening behorende tarieventabel zijn leges verschuldigd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de gemeente Velsen de onder 2.1 bedoelde aanvraag van belanghebbende in behandeling heeft genomen en dat in verband met die aanvraag dan ook terecht leges zijn geheven. Belanghebbende bestrijdt dit standpunt.
5.2.
Het Hof leidt uit de onder 2.2 en 2.3 omschreven feiten af dat B en W van de gemeente Velsen de onderhavige aanvraag in behandeling hebben genomen. Zij hebben immers op die aanvraag gereageerd door middel van de brief van 4 februari 2002. Voorts hebben zij, ondanks het uitblijven van een reactie van belanghebbende op die brief, de behandeling van de aanvraag voortgezet en deze uiteindelijk afgewezen. Aan de in de tarieventabel opgenomen omschrijving van het belastbare feit is dus voldaan.
5.3.
Belanghebbende betoogt met een beroep op de tekst van de brief van 4 februari 2002 dat heffing van leges ter zake van de door haar ingediende aanvraag niettemin achterwege had moeten blijven. Haar stelling komt erop neer dat zij erop mocht vertrouwen dat B en W van de behandeling van haar aanvraag zouden afzien als zij niet zou reageren op de voormelde brief en dat dan geen leges verschuldigd zouden zijn. Dienaangaande overweegt het Hof als volgt.
5.4.
In artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, voorzover hier van belang, bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bij de brief van 4 februari 2002 hebben B en W belanghebbende erop gewezen dat de aanvraag krachtens voormeld artikel 4:5 niet verder in behandeling zou worden genomen indien zij de gevraagde gegevens niet tijdig zou overleggen. Belanghebbende heeft deze passage, mede gelet op de verwijzing naar genoemd wetsartikel, redelijkerwijs zo kunnen opvatten dat B en W in het daarin bedoelde geval zouden besluiten de aanvraag niet te behandelen. Tevens mocht belanghebbende redelijkerwijs aannemen dat dan van het in behandeling nemen van de aanvraag in de zin van punt 12.2.1.2 van de tarieventabel evenmin sprake zou zijn. Daarbij is mede van belang dat B en W in hun brief van 4 februari 2002 op dit punt geen voorbehoud hebben gemaakt. Het gebruik van het woordje 'verder' in de zojuist bedoelde passage kan niet als een toereikend voorbehoud worden aangemerkt.
5.5.
Uit het onder 5.4 overwogene volgt dat belanghebbende aan de onder 2.2 aangehaalde tekst van de brief van B en W van 4 februari 2002 het in rechte te beschermen vertrouwen mocht ontlenen dat zij geen leges verschuldigd zou zijn in verband met de onderhavige aanvraag indien zij de in die brief gevraagde gegevens niet zou verstrekken. Met betrekking tot het onder 3, a omschreven geschilpunt is dus het gelijk aan belanghebbende. De overige geschilpunten behoeven dan geen behandeling meer.
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van belanghebbende op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen hiervoor in aanmerking de reiskosten van M.R. Rentmeester voor het bijwonen van de zitting. Het Hof schat die kosten, per openbaar vervoer tweede klasse, op € 30.
7. Beslissing
Het Hof
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de bestreden uitspraak;
- -
vermindert de geheven leges tot op nihil;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van € 30 en wijst de gemeente Velsen aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende dient te voldoen;
- -
gelast de gemeente Velsen het betaalde griffierecht van € 218 aan belang- hebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 23 januari 2004 door mr. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
- 1.
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
- 2.
Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
- 3.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- a)
de naam en het adres van de indiener;
- b)
de dagtekening;
- c)
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- d)
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.