HR, 17-01-1996, nr. 30 331
ECLI:NL:HR:1996:AA1889
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-01-1996
- Zaaknummer
30 331
- LJN
AA1889
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1889, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑01‑1996; (Cassatie)
- Vindplaatsen
BNB 1996/132 met annotatie van P.J. Wattel
FED 1996/864 met annotatie van I.M. FLIERS
WFR 1996/117, 1
V-N 1996/528, 5 met annotatie van Redactie
Uitspraak 17‑01‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 mei 1994 betreffende de hem voor het jaar 1986 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1986 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd. In het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is belanghebbende bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, bij welke uitspraak de Inspecteur tevens de aanslag ambtshalve heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 87.993,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd, belanghebbende alsnog ontvankelijk in zijn bezwaar heeft verklaard en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 83.118,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. E.J. Pot, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie. 3.1. Aangezien een gerechtshof niet de bevoegdheid heeft om, na vernietiging van de uitspraak van de inspecteur, de zaak naar de inspecteur terug te verwijzen, kan hetgeen in de middelen onder "meer subsidiair" wordt aangevoerd, reeds daarom niet tot cassatie leiden. 3.2. De middelen kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 17 januari 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Lubbers, en op die datum in het openbaar uitgesproken.