Einde inhoudsopgave
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/7.3.3
7.3.3 Terugwerkende kracht in het EVRM
J.G.H. Altena, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
J.G.H. Altena
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Bijv. EHRM 22 maart 2001, 37201/97 (K.-H.W./Duitsland); EHRM 12 juli 2007, 74613/01 (Jorgic/Duitsland); EHRM 17 mei 2010, 36376/04 (Kononov/Letland).
EHRM 19 september 2008, 9174/02, NJ 2010/65, m.nt. J.M. Reijntjes (Korbely/Hongarije).
EHRM 22 maart 2001, zaken 34044/96, 35532/97 en 44801/98 (Streletz, Kressler en Krenz/ Duitsland).
EHRM 27 januari 2013, 59552/08 (Rohlena/Tsjechische Republiek) , EHRC 2015/5, m.nt. M.A.P. Timmerman.
EHRM27 januari 2013, 59552/08 (Rohlena/Tsjechische Republiek), EHRC 2015/5, m.nt. M.A.P. Timmerman.
Timmerman in zijn annotatie bij EHRM 27 januari 2013, 59552/08 (Rohlena/Tsjechische Republiek), EHRC 2015/5, m.n. punt 7-8.
EHRM 27 januari 2013, 59552/08 (Rohlena/Tsjechische Republiek), EHRC 2015/5, m.nt. M.A.P. Timmerman, r.o. 71, met verdere verwijzingen.
Anders dan in EU-verband is bij het EHRM veel gediscussieerd over het verbod van terugwerkende kracht. Veel van deze jurisprudentie kan echter niet worden geabstraheerd van het karakter van de gedragingen en de buitengewone omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Ten eerste heeft het EHRM een aantal belangwekkende arresten gewezen in zaken die te maken hadden met gedragingen begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.1Datzelfde geldt voor de belangrijke arresten gewezen over terugwerkende toepassing van bepalingen gepleegd tijdens de Hongaarse opstand2 of voor de eenwording van Duitsland.3 De problematiek die daar centraal staat is van een andere orde dan de temporele werking van een ordeningsrechtelijke strafbepaling.
Het voor het onderhavige onderzoek meest relevante arrest is Rohlena/Tsjechië, dat ging over de vraag of terugwerkende kracht bij strafbaarstelling van een voortgezet delict is toegestaan.4 Uit het arrest blijkt dat het inderdaad is toegestaan strafbepalingen toe te passen op voortgezette handelingen die zijn aangevangen onder het oude recht, maar slechts onder strikte voorwaarden.5 Die behelzen onder meer dat alle gedragingen die tot de voortgezette handeling worden gerekend reeds strafbaar waren op het moment van het begaan ervan. Het arrest heeft tot gevolg dat niet de precieze kwalificatie, maar wel de strafbaarheid van de gedraging vast moet staan op het moment van het begaan van de gedraging. Bovendien moet op dat moment reeds duidelijk zijn dat de gedragingen later kunnen worden gekwalificeerd als voortgezette handeling en dat daardoor de mogelijkheid bestaat tot toepassing van een nieuwe strafbepaling, indien de verdachte zijn gedrag doorzet tot na inwerkingtreding van die nieuwe strafbepaling.6 Opvallend is dat de Straatsburgse rechter opnieuw verwijst naar de aard van het delict en de doelstellingen van het EVRM: ‘In addition, by reinforcing the national legal protection against domestic violence […] it also conforms to the fundamental objectives of the Convention, the very essence of which is respect for human dignity and freedom.’7 Deze overwegingen zijn echter geplaatst na de conclusie dat artikel 7EVRM niet is geschonden, en hebben dus de uitkomst van de zaak niet beïnvloed.