Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.8:4.8 Samenvatting
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.8
4.8 Samenvatting
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS621726:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ik heb een onderscheid gemaakt tussen twee methoden van rechtsvinding: voorwaartse en achterwaartse rechtsvinding. Bij voorwaartse rechtsvinding wordt een rechtsgevolg stap voor stap afgeleid uit de relevante feiten en rechtsnormen. Het rechtsvindingsproces levert dan één of meerdere mogelijke rechtsgevolgen op, alsmede de onderbouwing daarvan. Bij achterwaartse rechtsvinding start het rechtsvindingsproces daarentegen bij een (mogelijk) rechtsgevolg en wordt deze terugredenerend afgeleid door de relevante (bestaande) feiten en rechtsnormen erbij te zoeken. Uiteraard gaat het bij de achterwaartse rechtsvinding ook om het rechtsgevolg, alleen het traject ernaar toe is anders. In de praktijk zal veelal sprake zijn van een combinatie van voorwaartse en achterwaartse rechtsvinding.
Bij elk rechtsvindingsvraagstuk kunnen we ons voorstellen dat er een verzameling bestaat van alle mogelijke stellingen die van belang kunnen zijn bij het oplossen van het vraagstuk. Ik noem deze verzameling de rechtsvindingsruimte Σ. Bij aanvang van het rechtsvindingsproces beschikt een rechtsvinder al over een deel van de relevante stellingen. De verzameling Σ0 is de verzameling van stellingen waarmee het rechtsvindingsproces aanvangt. De rest van de verzameling Σ zal tijdens het rechtsvindingsproces worden blootgelegd (waar het rechtsnormen betreft) of worden toegevoegd (waar het feiten betreft). Het uiteindelijke doel van het rechtsvindingsproces is om één of meerdere rechtsgevolgen te vinden (heuristiek) en te onderbouwen (legitimatie).
De verzameling Ω is de verzameling van alle mogelijke rechtsgevolgen van het rechtsvindingsvraagstuk. Het rechtsvindingsproces zal dus tot één of meerdere elementen ω ϵ Ω leiden. Om tot deze mogelijke rechtsgevolgen te komen c.q. deze te onderbouwen hebben we ook regels nodig die ons vertellen hoe we de feiten en rechtsnormen uit de rechtsvindingsruimte met elkaar kunnen combineren en nieuwe stellingen (en daarmee ook de uiteindelijke rechtsgevolgen) kunnen afleiden. Ik maak daarbij onderscheid tussen logische afleidingsregels en juridische afleidingsregels. Alle afleidingsregels vormen gezamenlijk de verzameling AFL. De afleidingsregels in AFL maken het mogelijk om feiten, rechtsnormen of reeds afgeleide stellingen uit de rechtsvindingsruimte Σ te combineren en nieuwe stellingen σ ϵ Σ (en dus ook ω ϵ Ω) af te leiden.
Alle feiten en rechtsnormen σ ϵ Σ die gezamenlijk tot een rechtsgevolg ω ϵ Ω leiden, vormen het bewijs van dat rechtsgevolg. Ik heb dat aangeduid als de bewijsverzameling BEW. Een bewijsverzameling hoeft overigens niet noodzakelijk tot de absolute waarheid van een rechtsgevolg te leiden. Een bewijsverzameling kan namelijk ook tot een mogelijk rechtsgevolg leiden dat in meer of mindere mate waarschijnlijk is. BEW bestaat dan uit alle elementen uit de rechtsvindingsruimte Σ die gezamenlijk fungeren als bevestigend of ontkrachtend bewijs voor dat rechtsgevolg.
De elementen σ ϵ Σ en de afleidingsregels afl ϵ AFL kunnen een bepaalde mate van onzekerheid met zich meebrengen. Die onzekerheid wordt tot uitdrukking gebracht met het begrip ‘waarschijnlijkheid’. Elke stelling σ ϵ Σ heeft een waarschijnlijkheidswaarde Ρ(σ). Elke stelling σ ϵ Σ (en dus ook ω ϵ Ω) kan daarmee worden aangemerkt als een duplet (σ, Ρ(σ)). Waar een bepaalde stelling σ ϵ Σ een rol speelt bij de afleiding van andere stellingen en uiteindelijk één of meerdere rechtsgevolgen ω ϵ Ω, speelt Ρ(σ) dan een rol bij de analyse van de waarschijnlijkheid van de afgeleide stellingen en uiteindelijk de waarschijnlijkheid van elke ω ϵ Ω. De waarschijnlijkheid van een gebruikte stelling bew ϵ BEW beïnvloedt uiteindelijk dus de waarschijnlijkheid van het afgeleide rechtsgevolg.