Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/5.5.3.2
5.5.3.2 Europees recht
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS575193:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De relevante markt is de markt voor ijs. Ik ga in dit voorbeeld voorbij aan alle ingewikkelde economische onderzoeken die in de praktijk nodig zijn voor het bewijzen van het bestaan van een machtspositie. In een vergelijkbaar geval als het voorbeeld oordeelde de Commissie in een besluit dat HB (een 100% dochter van Unilever) in Ierland een machtspositie had op de markt van individueel verpakt consumptie-ijs (punt 263), beschikking 98/531/EG van de Commissie van 11 maart 1998 inzake een procedure op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag (zaken IV/34.073, IV/34.395 & IV/35.436 – Van den Bergh Foods Limited) PbEG 1998 L 246/1.
Zie ook jurisprudentie van het Hof betreffende leveringsweigering (een kleine selectie): HvJ EG 6 maart 1974, ICT en Commercial Solvents/Commissie, gevoegde zaken 6 en 7/73, Jurispr. 1974, p. 223, punt 25; HvJ EG 14 februari 1978, United Brands, 27/76, Jurispr. 1978, p. 207, punt 182, 183; HvJ EG 6 april 1995, RTE en ITP/Commissie (Magill), C-241/91 P en C-242/91 P, Jurispr. 1995, p. I-743, punt 49, 50 en 55; HvJ EG 16 september 2008, Sot. Lélos kai Sia EE e.a./ GlaxoSmithKline, gevoegde zaken C-468/06 tot C-478/06, Jurispr. 2008, p. I-7139, punt 34, 35.
HvJ EG 30 april 1974, Sacchi, 155/73, Jurispr. 1974, p. 409, punt 18.
Bijvoorbeeld HvJ EG 28 april 1971, Luetticke, 4/69, Jurispr. 1971, p. 325, punt 10; HvJ EG 14 januari 1987, Zuckerfabrik Bedburg, 281/84, Jurispr. 1987, p. 49, punt 17; HvJ EG 19 november 1991, Francovich/Italiaanse Republiek, gevoegde zaken C-6/90 en C-9/90, Jurispr. 1991, p. I-5357, punt 40; HvJ EG 5 maart 1996, Brasserie du Pêcheur, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, p. I-1029, punt 38-40; HvJ EG 24 maart 2009, Danske Slagterier/Duitsland, C-445/06, Jurispr. 2009, p. I-2119, punt 20. Van Gerven 2006b, p. 272, Meijer 2004, Sieburgh 2014, p. 52, Wissink 1997, p. 78-90.
HvJ EU 6 november 2012, Otis, C-199/11, NJ 2013/168 m.nt. Mok, punt 40-43, 65-66.
HvJ EG 20 september 2001, Courage/Crehan, C-453/99, Jurispr. 2001, p. I-6297, punt 27.
HvJ EG 13 juli 2006, Manfredi, Gevoegde zaken C-295/04 tot C-298/04, Jurispr. 2006, p. I-6619, punt 64, 92. Daarnaast geeft HvJ EU in dit arrest een aantal toespitsingen ten aanzien van de omvang van de schadevergoeding welke ik hier niet bespreek, zie punt 93-95, 100.
Anders: Zippro 2009, p. 331. Zie voor een bespreking subparagraaf 4.3.3.
261. In subparagraaf 4.3.3 heb ik de buitencontractuele aansprakelijkheid van particulieren op grond van Europees recht besproken. De vraag is of in deze casus een Europeesrechtelijke aansprakelijkheid van Unilever bestaat. Het eerste vereiste voor een buitencontractuele aansprakelijkheid van particulieren is onrechtmatigheid. Die onrechtmatigheid bestaat bij buitencontractuele aansprakelijkheid van particulieren uit het schenden van een regel van Unierecht met directe horizontale werking. Is hier een direct werkende regel geschonden van Unierecht? Unilever heeft een economische machtspositie want zij kan zich in belangrijke mate onafhankelijk gedragen van haar concurrenten en afnemers.1 Unilever beperkt de afzet. De afspraken die Unilever heeft gemaakt met de andere supermarkten leveren misbruik op van die machtspositie, zie artikel 102 VWEU onder b.2Artikel 102 VWEU heeft directe horizontale werking en strekt ertoe rechten toe te kennen aan particulieren.3 Aan de vereiste onrechtmatigheid is voldaan. De andere twee vereisten zijn het bestaan van schade en een causaal verband tussen de schade en de schending.4 In Otis heeft het Hof bevestigd dat iedereen schadevergoeding kan vorderen indien inbreuk is gemaakt op het kartelrecht. Mijns inziens geldt hetzelfde bij een inbreuk op artikel 102 VWEU. Het Hof oordeelt daarnaast dat het feit dat een direct werkende Europese regel is geschonden, niet automatisch betekent dat daardoor schade is geleden. De schade en het causaal verband tussen de schade en het schadebrengende feit moeten door de eisende partij worden bewezen.5
262. In Courage/Crehan wordt gesproken over overeenkomsten en praktijken die de mededinging kunnen beperken of vervalsen.6 Daardoor valt een overtreding van artikel 102 VWEU mijns inziens onder de Courage-aansprakelijkheid. De Courage-aansprakelijkheid ziet dus niet alleen op het kartelrecht. Bij gebrek aan Europese regelgeving is het echter een aangelegenheid van het nationale recht om regels ten aanzien van het causale verband en de omvang van de schadevergoeding vast te stellen.7 De vereisten schade en causaal verband zijn lastig te bewijzen, maar ik veronderstel dat Pescador hier schade geleden heeft en dat zij dat kan bewijzen. Op grond van het Europese recht zou Pescador in dit geval bij de nationale rechter schadevergoeding kunnen vorderen van Unilever wegens schending van artikel 102 VWEU. Courage/Crehan biedt geen zelfstandige rechtsvordering voor de nationale rechter,8 zodat Pescador een beroep moet doen op artikel 6:162 BW voor het verkrijgen van schadevergoeding wegens schending van artikel 102 VWEU.