Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/5.1
5.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579914:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld Monti 2002, Haak & VerLoren van Themaat 2005, Van Lierop & Pijnacker Hordijk 2007, Zippro 2009, Parlak 2010, Hjelmeng 2013, Hüschelrath & Peyer 2013.
Besluit van de Europese Commissie van 21 februari 2007 (COMP/E-1/38.823), Besluit van de Europese Commissie van 1 oktober 2008 (COMP/39.181), Besluit van de Europese Commissie van 9 november 2010 (COMP/39.258), Besluit van de Europese Commissie van 18 april 2004 (COMP/B-2/37.766). De Britse rechter heeft recent in een follow-on actie wegens schending van artikel 102 VWEU schadevergoeding toegewezen: Competition Appeal Tribunal (UK) 28 maart 2013, Albion Water Ltd/ Water Services regulation authority, CAD 2013, 6, http://www.catribunal.org.uk/238-7977/Judgment.html (geraadpleegd op 14 januari 2014).
Rechtbank Oost-Nederland 16 januari 2013, TenneT/ABB, ECLI:NL:RBONE:2013: BZ0403. Het ging om een kartel inzake gasgeïsoleerd schakelmateriaal. Zie Besluit van de Europese Commissie van 24 januari 2007 (COMP/F/38.889). Voor het oordeel van het hof zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, TenneT/ABB, ECLI:NL:GHARL:2014:6766.
HvJ EG 28 februari 1991, Delimitis, C-234/89, Jurispr. 1991, p. I-935, punt 47.
Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie, PbEU 2014, L349/1. Zie over de richtlijn en de totstandkoming ervan Oude Elferink & Braat 2014.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 april 2014 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie, A7-0089/ 2014, http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT +TA+P7-TA-2014-0451+0+DOC+XML+V0//NL&language=NL (geraadpleegd op 7 maart 2016).
Het implementatievoorstel is te vinden via een link op: https://www.internetconsultatie. nl/implementatiewet_richtlijn_privaatrechtelijke_handhaving_mededingingsrecht (laatst geraadpleegd op 15 december 2015).
182. In de vorige hoofdstukken heb ik besproken wat de privaatrechtelijke gevolgen zijn van een schending van het mededingingsrecht. In dit hoofdstuk komt aan bod hoe de uit het Europese recht voortvloeiende rechten kunnen worden geëffectueerd met de beschikbare rechtsmiddelen en welke problemen daarbij mogelijk kunnen spelen. Het rechtens afdwingen van bepaalde rechtsgevolgen zoals schadevergoeding speelt met name in het kader van een schending van artikel 101 en 102 VWEU.1 Dit hangt waarschijnlijk samen met de directe horizontale werking van deze twee artikelen. Bovendien heeft het Hof in het SFEI-arrest, zoals reeds vermeld, bepaald dat het Unierecht geen grondslag biedt voor aansprakelijkstelling van de steunontvanger die niet nagaat of de ontvangen steun overeenkomstig artikel 108 lid 3, laatste zin VWEU bij de Commissie is aangemeld. Dit hoofdstuk is vooral gericht op schending van het kartelverbod en schending van het verbod op misbruik van een machtpositie. Het staatssteunrecht komt in dit hoofdstuk aan de orde bij de behandeling van een aantal casestudy’s in paragraaf 5.5.
In het kader van de schadevergoedingsacties wegens schending van artikel 101 en 102 VWEU bestaan er twee typen procedures: de zogenaamde follow-on acties en de stand-alone acties. Een follow-on actie is een procedure door benadeelden die voortborduurt op een inbreukbesluit van de Commissie of nationale mededingingsautoriteit. Bij een stand-alone actie ontbreekt zo’n inbreukbesluit. Voorbeelden van lopende follow-on procedures zijn schadevergoedingsacties naar aanleiding van het liftenkartel, het paraffinekartel, het luchtvaartkartel en het bierkartel.2 In de TenneT/ABB-zaak, die later in dit hoofdstuk aan de orde komt, gaat de rechter voor het eerst in een Nederlandse follow-on procedure inhoudelijk in op de aansprakelijkheid van een inbreukmakende onderneming voor kartelschade.3 Het type actie heeft invloed op een aantal procedurele aspecten en problemen die benadeelden kunnen ondervinden. Zo zal eiser bij een onherroepelijk besluit van de Commissie niet meer hoeven te bewijzen dat een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU is gepleegd en dient een nationale rechter beslissingen te voorkomen die in tegenspraak zijn met een besluit van de Commissie.4
183. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de vraag welke rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen (paragraaf 5.2). Daarna komt het toepasselijke recht aan de orde (paragraaf 5.3). Vervolgens komt in paragraaf 5.4 een aantal procedurele kwesties aan bod die niet zien op de rechtsmacht of het toepasselijkke recht. In paragraaf 5.5 verricht ik een aantal casestudy’s. Ik rond af met een vergelijking tussen rechtsvorderingen waarbij rekening moet worden gehouden met een schending van Europees (mededingings) recht en rechtsvorderingen waarbij Europees (mededingings)recht geen rol speelt (paragraaf 5.5) en een conclusie (paragraaf 5.6).
184. Recent is de ‘Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie’ (richtlijn schadevorderingen) aangenomen.5 De richtlijn heeft als onderwerp schadevorderingen wegens schending van het mededingingsrecht. Op 17 april 2014 heeft het Europees Parlement de richtlijn op basis van de gewone wetgevingsprocedure aangenomen.6 De richtlijn schadevorderingen is op 10 november 2014 goedgekeurd door de Raad van ministers van de EU. Voor zover relevant bespreek ik ook het voorontwerp van de ‘implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving’.7 De richtlijn en het implementatievoorstel komen met name aan de orde in paragraaf 5.4.