Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.3.1
3.3.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS573992:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Met uitzondering van nietigheid op grond van artikel 101 lid 2 VWEU.
Zo gelden in bijvoorbeeld Italië en Duitsland andere opvattingen over softdrugs, het homohuwelijk en de menselijke waardigheid. In de literatuur wordt meestal verwezen naar de moraal en de fundamentele beginselen in de maatschappij (of samenleving), hetgeen ook wijst op een nationaalrechtelijke invulling. Zie Van den Brink 2002, p. 29, Prechal & Shelkoplyas 2004, p. 600-601, Groene Serie Vermogensrecht, art. 3:40, aant. 7.2.
84. Het Nederlandse recht kent artikel 3:40 BW waarin is neergelegd dat rechtshandelingen in strijd met de openbare orde, de goede zeden of de wet, nietig of vernietigbaar zijn. Het Europese recht kent zo’n algemene nietigheidsbepaling niet. Het zal daarom gebruik moeten maken van nationaal recht om de nietigheid van een rechtshandeling te bewerkstelligen.1
In de volgende paragrafen wordt onderzocht of recht van Europese origine de toepassing van artikel 3:40 BW beïnvloedt. Zoals eerder opgemerkt verschilt de inkleuring van de begrippen openbare orde en goede zeden naar tijd en plaats. Ik ben van mening dat de begrippen openbare orde en goede zeden in artikel 3:40 BW in beginsel op nationaal recht zien.2 Het gaat dus om een nationale notie van wat openbare orde en goede zeden inhouden. Het Unierecht kan wel invloed uitoefenen op de uitleg van die normen. Daarom onderzoek ik wat het primaire Unierecht verstaat onder ‘openbare orde’ en ‘goede zeden’. Daarnaast bestudeer ik in hoeverre Europeesrechtelijke regels moeten worden geïncorporeerd in het begrip ‘wet’. Deze tweedeling tussen openbare orde en goede zeden aan de ene kant en wet aan de andere kant, sluit aan bij het onderscheid dat artikel 3:40 BW zelf maakt. Vanuit een privaatrechtelijke invalshoek onderzoek ik in hoeverre het Unierecht rechtsgevolgen beïnvloedt die verbonden zijn aan artikel 3:40 BW.
Na dit algemene overzicht, wend ik me tot het mededingingsrecht. Binnen deze omgeving zoek ik naar mededingingsrechtelijke regels en/of gewoontes die een nationaalrechtelijke (ver)nietig(baar)heid en de gevolgen daarvan beïnvloeden. De verschillende Principles-projecten worden niet behandeld, omdat ik me beperk tot een bespreking van het geldend recht.