Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/5.2.1
5.2.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS574006:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie, PbEU 2014, L349/1.
Verordening (EG) 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I), PbEG 2001, L12/1. Ik spreek in beginsel over EEX in plaats van over Brussel I.
Verordening (EU)1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I herschikking), PbEU 2012, L351/1.
Zie hierover Vlek 2009.
De relatieve competentie van de rechter, zie artikel 99-110 Rv, laat ik buiten beschouwing.
Oud: artikel 5 lid 3 EEX. Zippro bespreekt in zijn dissertatie ook het IPR ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, Zippro 2009, p. 684-687.
185. De bevoegdheid van de rechter kan een onderwerp van debat zijn wanneer sprake is van een grensoverschrijdend kartel. Hetzelfde geldt als meer vennootschappen met verschillende nationaliteiten (uit hetzelfde concern) aansprakelijk kunnen zijn of een veelheid aan (in)directe afnemers uit verschillende (lid)staten benadeeld zijn. De recente richtlijn betreffende schadevorderingen wegens schending van het mededingingsrecht regelt de bevoegdheid van de rechter niet.1 Tot 2002 gold ten aanzien van de bevoegdheid van de rechter het ‘Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken’.
Dit EEX-verdrag is op 1 maart 2002 vervangen door de EEX-Verordening(Brussel I).2 In 2012 is een hervorming van de EEX-Verordening aangenomen, ook wel herschikking Brussel I genoemd.3 Ten aanzien van Zwitserland, Noorwegen en IJsland geldt het EVEX II-verdrag.4 De inhoud van dit verdrag loopt parallel aan de EEX-Verordening.5 Met betrekking tot de rechtsmacht van de rechter in zaken met partijen die gevestigd zijn in een land dat geen lid is van de EU en waarvoor geen internationale bevoegdheidsregelingen gelden (bijvoorbeeld de Verenigde Staten), of een zaak met alleen Nederlandse partijen, moet men terugvallen op artikel 1 tot en met 14 Rv.6 Ik besteed in dit proefschrift alleen aandacht aan de EEX-Verordening. Bij de bespreking van de EEX ga ik er vanuit dat partijen geen forumkeuze in de zin van artikel 25 EEX hebben gemaakt. Het onderzoek naar de bevoegde rechter beperk ik tot de zaken die van belang zijn voor (een schending van) het mededingingsrecht. De alternatieve bevoegdheidsgrondslagen van artikel 7 EEX bespreek ik alleen met betrekking tot de onrechtmatige daad (7 lid 2 EEX).7 Voor de bevoegdheid van het Amsterdamse Hof in massaschadeprocedures (WCAM) verwijs ik naar sectie 4.4.6.3.