Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:55 BW:Verval van opschortingsrecht na zekerheidstelling
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:55 BW
Verval van opschortingsrecht na zekerheidstelling
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. W.L. Valk, actueel t/m 18-11-2017
Actueel t/m
18-11-2017
Tijdvak
01-01-1992 tot: -
Auteur
mr. W.L. Valk
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:55 BW
Art. 6:55 BW spreekt van verval van de bevoegdheid tot opschorting. Daaruit volgt dat de stelplicht en bewijslast omtrent de zekerheidstelling rusten op de wederpartij van de schuldenaar als bedoeld in art. 6:52 BW.1 Voert echter die schuldenaar aan dat de voldoening van de verbintenis van de wederpartij door het verval van het opschortingsrecht onredelijk zou worden vertraagd, dan rusten de stelplicht en bewijslast omtrent die omstandigheid niet op de wederpartij, maar op de schuldenaar als bedoeld in art. 6:52 BW. Vergelijk de formulering van het laatste deel van de bepaling (ātenzijā).
Samenloop met bijzondere opschortingsrechten
Men zij erop bedacht dat art. 6:55 BW niet geldt voor de bijzondere opschortingsrechten van art. 6:262 BW (de exceptio non adimpleti contractus) en art. 6:263 BW (de onzekerheidsexceptie). Zie art. 6:264 BW.
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:55 BW
Verval van opschortingsrecht na zekerheidstelling
mr. W.L. Valk, actueel t/m 18-11-2017
18-11-2017
01-01-1992 tot: -
mr. W.L. Valk
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:55 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 55
Betekenis
Art. 6:55 BW spreekt van verval van de bevoegdheid tot opschorting. Daaruit volgt dat de stelplicht en bewijslast omtrent de zekerheidstelling rusten op de wederpartij van de schuldenaar als bedoeld in art. 6:52 BW.1 Voert echter die schuldenaar aan dat de voldoening van de verbintenis van de wederpartij door het verval van het opschortingsrecht onredelijk zou worden vertraagd, dan rusten de stelplicht en bewijslast omtrent die omstandigheid niet op de wederpartij, maar op de schuldenaar als bedoeld in art. 6:52 BW. Vergelijk de formulering van het laatste deel van de bepaling (ātenzijā).
Samenloop met bijzondere opschortingsrechten
Men zij erop bedacht dat art. 6:55 BW niet geldt voor de bijzondere opschortingsrechten van art. 6:262 BW (de exceptio non adimpleti contractus) en art. 6:263 BW (de onzekerheidsexceptie). Zie art. 6:264 BW.
Voetnoten
1.
Idem C.A. Streefkerk, Opschortingsrechten (Mon. BW B32b), 2014/11.2.