Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/5.5.2.2
5.5.2.2 Europees recht – onverschuldigde betaling
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579923:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 9 november 1983, Administratie van de Staatsfinanciën/San Giorgio, 199/82, Jurispr. 1982, p. 3595, punt 12; HvJ EG 14 januari 1997, Comateb e.a./ Directeur général des douanes et droits indirects, Gevoegde zaken C-192/95 tot C-218/95, Jurispr. 1997, p. I-165, punt 20, 21; HvJ EG 12 december 2006, Test Claimants in the FII Group Litigation/Commissioners of Inland Revenue, C-446/04, Jurispr. 2006, p.I-11753, punt 202. Hartkamp 2014a, nr. 9.
Hartkamp 2013, nr. 82, Hartkamp 2014a, nr. 9.
Hartkamp 2014a, nr. 12.
254. In het Nederlandse recht zijn de onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking verschillende vorderingen met allebei hun eigen vereisten en rechtsgevolgen. In het Europees recht ligt dit genuanceerder.1 Het is nog onduidelijk of de vordering uit onverschuldigde betaling in het Unierecht altijd moet worden beschouwd als een toepassing van het beginsel van ongerechtvaardigde verrijking.2 Een actie uit onverschuldigde betaling van een particulier tegen een andere particulier is niet geregeld in het Europese recht en wordt daarom in beginsel beheerst door nationaal recht.3 Daarom behandel ik in dit voorbeeld het Europese recht niet afzonderlijk.