Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.5.4.2
3.5.4.2 Nederlands recht (artikel 3:58 BW)
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582321:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Hijma e.a. 2013, nr. 205-207, Potjewijd 1998, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/659-665. Ook derden, zoals een beslagleger of beperkt gerechtigde, vallen onder het begrip onmiddellijk belanghebbende.
Ik maak geen onderscheid tussen bekrachtiging en convalescentie. Een aantal schrijvers onderscheidt beide begrippen. Zij zien convalescentie als een vorm van bekrachtiging ten gevolge van een bloot rechtsfeit. Bekrachtiging gebeurt in deze opvatting door middel van een rechtshandeling. Zie hierover Snijders 2003, p. 699, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/661. Zij menen dat het onderscheid onwerkbaar is. Auteurs die wel onderscheid maken: Hijma 1988, p. 370-385, Potjewijd 1998, Potjewijd 2002, p. 5-6, Zwalve 2003, p. 14-15.
In sectie 3.4.5.3.3 en 3.4.5.3.4 wordt betoogd dat het rechtsgevolg van de rechtshandeling pas intreedt na een goedkeuringsbesluit van de Commissie.
Zie sectie 3.4.5.3.
In dezelfde zin: Asser/Hartkamp 3-I 2015/52. HvJ EG 21 november 1991, FNCE, C-354/90, Jurispr. 1991, p. I-5505, punt 16; HvJ EG 5 oktober 2006, Transalpine Ölleitung, C-368/04, Jurispr. 2006, p. I-9957, punt 41; HvJ EG 12 februari 2008, CELF/SIDE, C-199/06, Jurispr. 2008, p. I-469, punt 41, SEW 2009, 33 m.nt. Dekker.
132. Artikel 3:58 BW luidt als volgt:
“Art. 58
Wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede de rechtshandeling bekrachtigd.
Het vorige lid is niet van toepassing op het geval dat een rechtshandeling nietig is als gevolg van handelingsonbekwaamheid van degene die haar heeft verricht en deze vervolgens handelingsbekwaam wordt.
Inmiddels verkregen rechten van derden behoeven aan bekrachtiging niet in de weg te staan, mits zij worden geëerbiedigd.”
Indien na het verrichten van een rechtshandeling een ontbrekend wettelijke vereiste wordt vervuld, kan een nietige rechtshandeling met terugwerkende kracht alsnog herleven. Vereist is daarbij dat alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op het gebrek hadden kunnen beroepen in de periode tussen het verrichten van de rechtshandeling en de vervulling van de voorwaarde, de handeling als geldig hebben aangemerkt. Bekrachtiging heeft slechts betrekking op van rechtswege nietige rechtshandelingen omdat bij vernietiging niet alle belanghebbenden de rechtshandeling in de tussentijd als geldig hebben aangemerkt.1 Bij een inhoudelijk gebrek is bekrachtiging niet mogelijk.2
In een mededingingsrechtelijke context zou men kunnen denken aan bekrachtiging van de nietigheid van niet-aangemelde staatssteun.3 Nog los van het antwoord op de vraag of een besluit van de Commissie moet worden gezien als een ontbrekend vereiste voor geldigheid,4 heelt een later oordeel van de Commissie over de verenigbaarheid van de steun het oorspronkelijke gebrek (het niet-aanmelden) niet.5 Daarom is er in die gevallen geen sprake van bekrachtiging. Bovendien verzet het Europese recht zich tegen de terugwerkende kracht van de bekrachtiging.6