Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/5.3.2
5.3.2 Rome II-Verordening
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS577509:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Voor een bespreking hiervan verwijs ik naar Strikwerda, Strikwerda 2015, nr. 182.
Uit artikel 2 lid 2 Rome II blijkt dat de verordening ook van toepassing is als schade dreigt te ontstaan. Dit biedt ruimte voor toepassing van de verordening bij het instellen van preventieve acties.
Artikel 14 lid 1 Rome II.
Zie voor een voorbeeld met betrekking tot de aangescherpte aansprakelijkheid van ratingbureaus, Haentjes & Den Hollander 2013.
Strikwerda 2015, nr. 181. Een soortgelijke vraag speelt bij toepassing van artikel 7 lid 2 EEX indien enkel sprake is van vermogensschade.
Omdat oneerlijke concurrentie niet het onderwerp is van mijn proefschrift, bespreek ik artikel 6 lid 1 en 2 Rome II niet. Zie hiervoor Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/1022-1024 en Strikwerda 2015, nr. 183.
Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/1025, Strikwerda 2015, nr. 183, Vlas & Zilinsky 2012, onder nr. 5.1.
Dit sluit aan bij het criterium van de bevoegde rechter van artikel 2 EEX. In het geval van een onderneming moet de vestigingsplaats worden gezien als gewone verblijfplaats, zie artikel 23 Rome II.
211. De hoofdregel van Rome II is neergelegd in artikel 4. Artikel 4 Rome II bepaalt in lid 1 dat de lex loci damni van toepassing is. Dat is het recht van het land waar de (directe) schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Artikel 4 Rome II geeft in lid 2 en 3 algemene uitzonderingen op de hoofdregel die voor het mededingingsrecht niet van belang zijn.1 Schade is op grond van artikel 2 Rome II ieder gevolg dat voortvloeit uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming of precontractuele aansprakelijkheid.2 Als de directe schade zich in verschillende landen voordoet, moet rekening worden gehouden met het recht van ieder van die landen en moet de vordering per land worden beoordeeld. Dit kan slechts worden voorkomen door een rechtskeuze.3 Op grond van overweging 7 van de preambule van Rome II blijkt dat voor het begrip ‘plaats waar de schade zich voordoet’ in de zin van artikel 4 lid 1 Rome II aansluiting kan worden gezocht bij het begrip ‘schadebrengend feit’ in de zin van artikel 7 lid 2 EEX.4 De Rome II-Verordening maakt onderscheid tussen directe en indirecte schade. In het geval van vermogensschade is het niet makkelijk te bepalen waar de schade zich heeft voorgedaan.5 Uit de preambule onder punt 17 blijkt dat met indirecte schade wordt verwezen naar ‘letselschade en vermogensschade als gevolg van het letsel of de materiële schade’. Betekent dit dat de directe schade uit fysieke schade moet bestaan voor het toepassen van de lex loci damni of kan de lex loci damni ook worden toegepast als enkel vermogensschade wordt geleden?6 De verordening is hierover niet duidelijk. Het HvJ EU zal uitsluitsel moeten bieden op dit punt. Onder Rome II is de beantwoording van deze vraag voor een inbreuk op het mededingingsrecht van ondergeschikt belang omdat artikel 6 Rome II een bijzondere verwijzingsregel biedt in het geval van een inbreuk op het mededingingsrecht (waaronder een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU valt).
212. Voor het mededingingsrecht is dus met name artikel 6 Rome II van belang. Artikel 6 bepaalt welk recht van toepassing is bij ongeoorloofde mededinging. Lid 1 en 2 van artikel 6 Rome II zien op oneerlijke concurrentie.7Lid 3 van artikel 6 Rome II heeft meer specifiek betrekking op aansprakelijkheid voor handelingen die de mededinging beperken. Het begrip beperking van de mededinging in de zin van de Rome II-Verordening heeft zowel betrekking op inbreuken op nationale mededingingsregels als op inbreuken op Unierechtelijke mededingingsregels. Kartelovereenkomsten en het misbruik maken van een machtspositie in de zin van artikel 101 en 102 VWEU vallen onder dit begrip.8Lid 3 van artikel 6 Rome II valt uiteen in een sub a en een sub b. Artikel 6 lid 3 sub a Rome II bepaalt dat:
“de niet-contractuele verbintenis die uit een beperking van de mededinging voortvloeit, wordt beheerst door het recht van het land waarvan de markt beïnvloed wordt of waarschijnlijk beïnvloed wordt.”
Deze verwijzingsregel staat bekend onder de naam marktregel.9 De marktregel van artikel 6 Rome II is geen uitzondering op de algemene regel van artikel 4 Rome II maar geeft voor het mededingingsrecht invulling aan de ‘plaats waar de schade zich voordoet’.10 Indien de markt in meer landen wordt beïnvloed, kan de marktregel leiden tot versnippering van het toepasselijke recht. Artikel 6 lid 3 sub b Rome II biedt hier een oplossing voor: indien de markt in meer landen wordt beïnvloed, kan de benadeelde ervoor kiezen zijn vordering te baseren op één rechtsstelsel. Dit is het rechtsstelsel van de rechter aan wie de eiser het geschil voorlegt. De rechter aan wie het geschil wordt voorgelegd, is het gerecht van de woonplaats van één der verweerders, hetgeen betekent dat het gekozen rechtsstelsel het rechtsstelsel van de woonplaats van één der verweerders is.11 Het rechtsstelsel van de woonplaats van de verweerder kan echter alleen worden gekozen als de markt van deze lidstaat rechtstreeks en aanzienlijk wordt beïnvloed door de beperking van de mededinging. Partijen kunnen niet door middel van een rechtskeuze afwijken van het recht dat krachtens het derde lid van artikel 6 Rome II van toepassing is, zie artikel 6 lid 4 Rome II.