Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.3.3.5
4.3.3.5 Vorderingsrecht
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS573995:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Bijvoorbeeld HvJ EG 20 september 2001, Courage/Crehan, C-453/99, Jurispr. 2001, p. I-6279 en HvJ EU 6 november 2012, Otis, C-199/11, ECLI:EU:C:2012:684, NJ 2013/ 168 m.nt. Mok.
HvJ EG 20 september 2001, Courage/Crehan, C-453/99, Jurispr. 2001, p. I-6279, punt 29.
HvJ EG 14 december 1995, Peterbroeck/ Belgische Staat, C-312/93, Jurispr. p. I-4599, punt 12.
De nationale rechter is wel verplicht om in een nieuwe rechtsvordering te voorzien wanneer uit de opzet van de betrokken nationale rechtsorde zou blijken dat er geen vordering beschikbaar is waarmee, ook al is het incidenteel, de eerbiediging kan worden verzekerd van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, zie HvJ EG 13 maart 2007, Unibet/Justitiekanslern, C-432/05, Jurispr. 2007, p. I-2271, punt 41. Zie ook paragraaf 4.2.
In bijvoorbeeld Oostenrijk kan een inbreuk op het Unierecht een zelfstandige rechtsvordering vormen, zie Granger 2007, p. 160.
152. Onder voorwaarden biedt het Europese recht dus een vordering tot schadevergoeding wegens schending van het Europese recht.1 Als het Hof geen aanleiding ziet nadere voorwaarden te stellen zoals in Kone/ÖBB, laat het de uitwerking van het vorderingsrecht tot schadevergoeding over aan het recht van de lidstaten. Bijvoorbeeld in Courage/Crehan overwoog het Hof dat het een aangelegenheid is van de interne rechtsorde van een lidstaat om procedureregels vast te stellen mits zij voldoen aan de vereisten van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid.2 En in Peterbroeck oordeelt het Hof:3
“(…) Bij ontbreken van een desbetreffende gemeenschapsregeling is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke Lid-Staat om de bevoegde rechter aan te wijzen en de procesregels te geven voor rechtsvorderingen die ertoe strekken, de rechten te beschermen die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontlenen (…)”.
Het nationale recht is vooralsnog niet verplicht om nieuwe rechtsvorderingen te creëren ter handhaving van het Unierecht indien de doeltreffendheid dat niet eist. Met andere woorden: als er een effectieve mogelijkheid bestaat om schadevergoeding te eisen, wordt voldaan aan de eisen van het Unierecht.4 Het nationale recht moet voorzien in een vordering waardoor het Europese recht tot schadevergoeding geldend gemaakt kan worden.5 Dat betekent voor Nederland dat justitiabelen zich kunnen beroepen op artikel 6:162 BW eventueel in samenhang met artikel 6:166 BW.55 De invulling van de onrechtmatigheid in enge zin is gegeven indien een justitiabele een horizontaal werkende regel van Unierecht heeft geschonden. Op de gevolgen van het doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsvereiste uit Rewe en Comet voor de toepassing van de onrechtmatige daad kom ik terug in subparagraaf 4.5.2.