Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:101 BW:Aanvang verjaring
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:101 BW
Aanvang verjaring
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
F.J.P. Lock, actueel t/m 02-11-2017
Actueel t/m
02-11-2017
Tijdvak
01-01-1992 tot: -
Auteur
F.J.P. Lock
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:101 BW
Een verjaring begint te lopen met de aanvang van de dag na het begin van het bezit
De verjaring begint wat de verkrijgende verjaring betreft te lopen met de aanvang van de dag volgende op die, waarop het bezit is verkregen. De partij die zich op de verjaring beroept, zal moeten stellen en zo nodig bewijzen wanneer zij het bezit heeft verkregen.1
Voor de vraag of iemand bezitter is, is art. 3:107 e.v. BW van belang. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Uiteindelijk bepaalt de verkeersopvatting of iemand bezitter is, met inachtneming van wettelijke regels en overigens op grond van uiterlijke feiten (art. 3:108 BW). Of iemand volgens de verkeersopvatting bezitter is, vergt een rechterlijk oordeel dat zich op zichzelf niet voor bewijslevering leent. Wat zich wel voor bewijslevering leent, zijn de (uiterlijke) feiten en omstandigheden die nodig zijn om te kunnen beoordelen of iemand naar verkeersopvatting bezitter is. De stelplicht en de bewijslast daarvan rusten op de partij die pretendeert door verjaring eigenaar te zijn geworden.
Helemaal correct geformuleerd is art. 3:101 BW overigens niet, aangezien ingevolge art. 3:99 lid 1 BW voor het aanvangen van de verjaring ook vereist is dat de bezitter te goeder trouw is; dat kan ook op een later moment zijn dan de dag waarop het bezit is verkregen.2
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:101 BW
Aanvang verjaring
F.J.P. Lock, actueel t/m 02-11-2017
02-11-2017
01-01-1992 tot: -
F.J.P. Lock
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:101 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 101
Een verjaring begint te lopen met de aanvang van de dag na het begin van het bezit
De verjaring begint wat de verkrijgende verjaring betreft te lopen met de aanvang van de dag volgende op die, waarop het bezit is verkregen. De partij die zich op de verjaring beroept, zal moeten stellen en zo nodig bewijzen wanneer zij het bezit heeft verkregen.1
Voor de vraag of iemand bezitter is, is art. 3:107 e.v. BW van belang. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Uiteindelijk bepaalt de verkeersopvatting of iemand bezitter is, met inachtneming van wettelijke regels en overigens op grond van uiterlijke feiten (art. 3:108 BW). Of iemand volgens de verkeersopvatting bezitter is, vergt een rechterlijk oordeel dat zich op zichzelf niet voor bewijslevering leent. Wat zich wel voor bewijslevering leent, zijn de (uiterlijke) feiten en omstandigheden die nodig zijn om te kunnen beoordelen of iemand naar verkeersopvatting bezitter is. De stelplicht en de bewijslast daarvan rusten op de partij die pretendeert door verjaring eigenaar te zijn geworden.
Helemaal correct geformuleerd is art. 3:101 BW overigens niet, aangezien ingevolge art. 3:99 lid 1 BW voor het aanvangen van de verjaring ook vereist is dat de bezitter te goeder trouw is; dat kan ook op een later moment zijn dan de dag waarop het bezit is verkregen.2
Voetnoten
1.
Zie hierover verder Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar bij art. 3:99 BW.
2.
MvA, Parl. Gesch. 3, p. 410 en 412; zie ook HR 20 juni 1997, NJ 1999/301, m.nt. Kleijn (Luidens/Aruba) alsmede het commentaar bij art. 3:99 lid 1 BW.