NJB 2022/20:Onduidelijkheid omtrent de begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’ als bedoeld in art. 8 Verordening 273/2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47/1): de Hoge Raad stelt de volgende prejudiciële vragen aan het HvJ EU: 1. Moeten natuurlijke personen en rechtspersonen die op zodanige wijze betrokken zijn bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen dat die betrokkenheid een op grond van art. 2 lid 1, aanhef en onder d, Kaderbesluit 2004/757 strafbaar te stellen feit oplevert, worden aangemerkt als ‘marktdeelnemer’ als bedoeld in art. 2 onder d Verordening 273/2004? Indien het antwoord op deze eerste vraag bevestigend luidt: 2a. Leveren die gedragingen van de onder 1 bedoelde marktdeelnemer een ‘voorval’ als bedoeld in art. 8 lid 1 Verordening 273/2004 op? 2b. Zijn gedragingen als het ontvangen, vervoeren en opslaan van geregistreerde stoffen een ‘voorval’ als bedoeld in art. 8 lid 1 Verordening 273/2004, als deze gedragingen niet plaatsvinden met de bedoeling deze stoffen te leveren aan een derde?