NJ 2014/431
Bewijs handelen ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ bij hennepteelt.
HR 23-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2756, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 september 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
12/03134
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS97107:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2756, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑09‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1607, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑02‑2014
- Wetingang
Art. 11 lid 3, lid 5 Opiumwet
Essentie
Gelet op het strafverhogende effect van het handelen ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ in art. 11 lid 3 Opiumwet moeten aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter daaraan in voorkomende gevallen in zijn motivering nadere aandacht te geven. I.c. is daaraan voldaan. Nu voorts sprake was van meer dan 200 planten kon het hof ook lid 5 van art. 11 Opiumwet (een ‘grote hoeveelheid’) toepassen, dat overigens (naast lid 3) niet leidt tot een hoger strafmaximum.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.