Rb. Midden-Nederland, 26-10-2022, nr. C/16/544301 / FZ RK 22-626
ECLI:NL:RBMNE:2022:4467
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
26-10-2022
- Zaaknummer
C/16/544301 / FZ RK 22-626
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:4467, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 26‑10‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2023/49 met annotatie van mr. C.A. Grezel
Uitspraak 26‑10‑2022
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/544301 / FZ RK 22-626
Beschikking van 26 oktober 2022 op het ingediende verzoekschrift van
[betrokkene] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] ,
advocaat mr. A.D.G. Bakker,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door betrokkene ingediend bij de klachtencommissie op 22 juli 2022 (hierna: de klachtencommissie).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] .
1. Procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz, bij de griffie van deze rechtbank
ontvangen op 5 september 2022, met bijlagen.
1.2.
Aan betrokkene wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens de beschikking van deze rechtbank van 11 april 2022 geldend uiterlijk tot en met 11 oktober 2022.
1.3.
Betrokkene heeft bij brief van 22 juli 2022 bij de klachtencommissie de volgende klachten ingediend:
- -
betrokkene stelt dat hij zijn belangen wel kan behartigen en dat hij niet wilsonbekwaam is;
- -
betrokkene is het niet eens met het afsluiten van het water op zijn kamer.
1.4.
De klachtencommissie heeft de klachten ongegrond verklaard. Deze beslissing heeft de klachtencommissie op 28 juli 2022 aan betrokkene mondeling meegedeeld en op schrift op 2 augustus 2022 aan betrokkene toegezonden.
1.5.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 september 2022, in het gebouw van [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] .
1.6.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:- betrokkene, bijgestaan door mr. A.D.G. Bakker;
- -
mevrouw [A] , jurist [instelling] ;
- -
de heer [B] , psychiater.
2. 2. Standpunt partijen
2.1.
De advocaat van betrokkene heeft middels het verzoekschrift en ter zitting het volgende naar voren gebracht. Betrokkene kan zich niet vinden in de uitspraak van de klachtencommissie ten aanzien van de klacht die ziet op het afsluiten van water op zijn kamer. De klachtencommissie oordeelt dat de klacht van betrokkene niet kan worden aangemerkt als een klacht als bedoeld in art. 10 lid 3 van de Wvggz, maar dat het om een
bejegeningsklacht in het kader van de Wkkgz gaat. Deze beslissing is volgens betrokkene niet juist. In de eerste plaats dient de klacht onder de Wvggz te vallen omdat de vorm van verplichte zorg die ziet op het aanbrengen van beperkingen het eigen leven in te richten door [instelling] in de kennisgeving aan betrokkene is medegedeeld. Dientengevolge mocht betrokkene er van uitgaan dat hij niet alleen bij de klachtencommissie, maar ook — in hoger beroep / in tweede instantie - bij de rechtbank over de maatregel kon klagen. Daarnaast vindt het afsluiten van het water in de kamer van betrokkene kennelijk zijn grondslag in een volgens [instelling] bij betrokkene aanwezige stoornis en het daaruit voortvloeiende gedrag. Het laten lopen van water is kennelijk gezien als gedrag, dat voortvloeit uit de stoornis. In het verweerschrift van [instelling] wordt onder andere beschreven dat betrokkene geluiden en stemmen hoort in het stromende water. Dat leidde er toe dat gedurende de eerste vijf dagen het water niet werd afgesloten. Het feit dat betrokkene niet meer vrijelijk gebruik kan maken van de watervoorziening kan dan worden aangemerkt als een beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bij artikel 3:2 lid 2 onder h bij de vorm van verplichte zorg als voorbeeld “douchen onder dwang” gegeven. Betrokkene is van mening dat de hier sprake is van een vergelijkbaar ingrijpen in de vrijheid het eigen leven in te richten.
Voorts meent betrokkene dat er onvoldoende aanleiding was voor toepassing van deze vorm van verplichte zorg en dat de beslissing van [instelling] niet in stand kan blijven. Immers er was voor betrokkene persoonlijk geen sprake van ernstig nadeel. Bovendien kon niet gesproken worden van zogenaamde “buitenproportionele” kosten. Betrokkene verwijst naar de notitie bij het klaagschrift, hetwelk door mevrouw [C] namens betrokkene bij de klachtencommissie is ingediend.
Door en namens betrokkene wordt verzocht om de beslissing van de klachtencommissie d.d. 2 augustus 2022 ten aanzien van de klacht die ziet op het afsluiten van de watertoevoer te vernietigen en te beslissen dat het betreffende besluit van aangeklaagden om betrokkene te beperken in de vrijheid zijn eigen leven in te richten niet terecht was en aan betrokkene een schadevergoeding toe te kennen van € 300, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
2.2.
Namens [instelling] is middels het verweerschrift en ter zitting verzocht om de klacht van betrokkene ontvankelijk te verklaren, maar ongegrond te verklaren en het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen. De zorgverantwoordelijke heeft zich bij de beslissing ex artikel 8:9 Wvggz voor het toepassen van verplichte zorg die ziet op het aanbrengen van beperkingen het eigen leven in te richten gehouden aan de vereisten die de Wvggz daaraan stelt. Er was op dat moment sprake van een aanzienlijk risico op ernstig nadeel voor betrokkene zelf of voor een ander, hetwelk voortvloeide uit de psychische stoornis van betrokkene. Het kan daarbij gaan om ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade (artikel 1:1 lid 2 sub a Wvggz). Dit ernstig nadeel is met name gelegen in het overmatig watergebruik in tijde van schaarste en de financiële schade die daaruit voortvloeit voor [instelling] . Deze is weliswaar door ingrijpen beperkt gebleven nu het water ongebruikt “slechts” ruim een week non stop is weggelopen. Als in reactie op dit gedrag, ondanks dat dit voortkomt uit de psychische stoornis, niet wordt ingegrepen ontstaat echter de situatie dat er een aanzienlijke kans bestaat op schade van forse omvang.
3. Beoordeling
3.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het verzoekschrift binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
3.2.
Betrokkene verzet zich tegen het afsluiten van de watertoevoer op zijn kamer door [instelling] . Dit is door [instelling] aan betrokkene aangezegd op grond van de Wvggz,
namelijk als de vorm van verplichte zorg die ziet op het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten. Naar de rechtbank begrijpt heeft de instelling dit gedaan, om op deze wijze betrokkene meer rechtsbescherming te bieden.
Artikel 10:7 lid 1 Wvggz bepaalt dat nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen of indien de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen, betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een nabestaande van betrokkene, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift kan indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
Niet tegen alle beslissingen van de klachtencommissie kan beroep bij de rechtbank ingesteld worden. Voor alle klachten die niet vallen onder de in art. 10:3 Wvggz genoemde klachtgronden, is de binnen de zorginstellingen geldende klachtenregeling op grond van de Wkkgz van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat er voor een individuele patiënt die valt onder de Wvggz in de praktijk twee verschillende ‘klachtroutes’ kunnen bestaan. Een klacht van een patiënt kan immers over meerdere onderdelen van verleende zorg gaan, waarbij op het ene onderdeel van de klacht (de bejegening) de Wkkgz van toepassing is en op het andere onderdeel (de beslissing over de gedwongen behandeling) de Wvggz. De patiënt zal dan voor het ene onderdeel de klachtenregeling ingevolge de Wkkgz moeten volgen en voor het andere onderdeel de klachtenprocedure op grond van de Wvggz. Indien de Wvggz van toepassing is kan bij de rechtbank een beslissing omtrent de klacht gevraagd worden; de Wkkgz biedt deze mogelijkheid niet.
De rechtbank is – evenals de klachtencommissie, maar op andere gronden – van oordeel dat de klacht van betrokkene onder de Wkkgz valt en niet onder de Wvggz. Dit zit hem volgens de rechtbank niet zozeer in het ernstig nadeel, maar in het volgende.
De vorm van verplichte zorg die ziet op het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten heeft tot gevolg dat betrokkene iets moet doen of nalaten. Het afsluiten van de watertoevoer in de kamer van betrokkene is geen doen of nalaten van betrokkene. Het is een actie van de instelling die ziet op de bejegening van betrokkene. De klacht dient daarom als bejegeningsklacht op grond van de Wkkgz behandeld te worden. Het feit dat [instelling] de klacht als een Wvggz-klacht heeft aangemerkt, om betrokkene meer rechtsbescherming te bieden, doet hier niet aan af. De rechtbank kan dus niet geadieerd worden.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het gedurende de hele nacht en dat meerdere nachten achtereen een douche met warm en of koud water aan laten staan in deze tijden van schaarste niet de bedoeling is. Dat de instelling de mogelijkheid moet hebben om in zo’n geval in te grijpen, staat wat de rechtbank betreft buiten kijf.
3.3.
Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk.
4. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzoek niet ontvankelijk.
Deze beschikking is op 26 oktober 2022 gegeven door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door M.D. Lodewijk als griffier. | ||
.. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.