NJ 2016/129
Niet-ontvankelijkheid OM in vervolging van coffeeshops wegens voorhanden hebben van voorraden softdrugs buiten de coffeeshops ontoereikend gemotiveerd.
HR 19-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:23, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 januari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/03519
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153974:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Penitentiair recht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:23, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2510, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑03‑2015
- Wetingang
Essentie
Vervolging eigenaar coffeeshops ter zake (onder meer) het voorhanden hebben van grote voorraden softdrugs buiten de coffeeshops.
1. Er zijn geen concrete toezeggingen gedaan aan verdachte van niet-vervolging ter zake het buiten de coffeeshops houden van exploitatievoorraden van (ruimschoots) meer dan 500 gram. Verdachte, die wist dat het plaatselijke gezag bekend was met het bestaan van die exploitatievoorraden, heeft aan het uitblijven van strafvorderlijke maatregelen ter beëindiging van die situatie niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat zij niet zou worden vervolgd, nu uitblijven van handhavend optreden in zijn algemeenheid niet op één lijn kan worden gesteld met een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.