Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/17/EU kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen
Artikel 4 Definities
Geldend
Geldend vanaf 20-03-2014
- Bronpublicatie:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Inwerkingtreding
20-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘consument’: een consument in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG;
- 2.
‘kredietgever’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten binnen de werkingssfeer van artikel 3 krediet verleent of toezegt;
- 3.
‘kredietovereenkomst’: een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument een binnen het toepassingsgebied van artikel 3 vallend krediet verleent of toezegt in de vorm van een uitgestelde betaling, van een lening of van een andere soortgelijke financieringsregeling;
- 4.
‘nevendienst’: een dienst die samen met de kredietovereenkomst aan de consument wordt aangeboden;
- 5.
‘kredietbemiddelaar’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als kredietgever of notaris optreedt en niet enkel een consument rechtstreeks of onrechtstreeks met een kredietgever of een kredietbemiddelaar in contact brengt, en die in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten voor een vergoeding in de vorm van geld of van een andere overeengekomen financiële prestatie:
- a)
aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt;
- b)
consumenten bijstaat bij de voorbereiding of ander precontractueel beheer van andere dan de onder a) bedoelde kredietovereenkomsten; of
- c)
namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit;
- 6.
‘groep’: groep kredietgevers die geconsolideerd moeten worden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening als omschreven in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen (1);
- 7.
‘verbonden kredietbemiddelaar’: een kredietbemiddelaar die optreedt namens en onder de volle en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van:
- a)
slechts één kredietgever;
- b)
slechts één groep; of
- c)
een aantal kredietgevers of groepen die niet de meerderheid van de markt vertegenwoordigen;
- 8.
‘aangestelde vertegenwoordiger’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de in punt 5 bedoelde activiteiten verricht en die namens en onder de volle en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één kredietbemiddelaar optreedt;
- 9.
‘kredietinstelling’: een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- 10.
‘niet-kredietinstelling’: een kredietgever die geen kredietinstelling is;
- 11.
‘personeelsleden’:
- a)
elke natuurlijke persoon die voor de kredietgever of kredietbemiddelaar werkzaam is, en rechtstreeks onder deze richtlijn vallende activiteiten uitoefent of bij de uitoefening van onder deze richtlijn vallende activiteiten contacten met consumenten heeft;
- b)
elke natuurlijke persoon die voor een aangewezen vertegenwoordiger werkzaam is en bij de uitoefening van onder deze richtlijn vallende activiteiten contacten met consumenten heeft;
- c)
elke natuurlijke persoon die rechtstreeks leiding geeft aan of toezicht houdt op de onder a) en b) bedoelde natuurlijke personen;
- 12.
‘totaal kredietbedrag’: het totale bedrag aan krediet als omschreven in artikel 3, punt l), van Richtlijn 2008/48/EG;
- 13.
‘totale kosten van het aan de consument verleende krediet’: de totale kosten van het aan de consument verleende krediet als omschreven in artikel 3, onder g), van Richtlijn 2008/48/EG, met inbegrip van de kosten voor de waardebepaling van het onroerend goed, waar die waardebepaling nodig is om het krediet te verkrijgen, maar met uitzondering van de registratiekosten voor de eigendomsoverdracht van het onroerend goed. Het omvat niet door de consument te betalen kosten voor de niet-nakoming van de in de kredietovereenkomst vastgestelde verplichtingen;
- 14.
‘Het totale door de consument te betalen bedrag’: het totale door de consument te betalen bedrag als omschreven in artikel 3, onder h), van Richtlijn 2008/48/EG;
- 15.
‘jaarlijks kostenpercentage’: de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag, indien toepasselijk te vermeerderen met de kosten bedoeld in artikel 17, lid 2, zijnde gelijk aan de contante waarde op jaarbasis van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen (kredietopnemingen, aflossingen en kosten);
- 16.
‘debetrentevoet’: de debetrentevoet als omschreven in artikel 3, onder j), van Richtlijn 2008/48/EG;
- 17.
‘kredietwaardigheidsbeoordeling’: de evaluatie van de vooruitzichten dat de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen tot schuldaflossing worden nagekomen;
- 18.
‘duurzame drager’: een duurzame drager zoals omschreven in artikel 3, onder m), van Richtlijn 2008/48/EG;
- 19.
‘lidstaat van herkomst’:
- a)
indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft;
- b)
indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;
- 20.
‘lidstaat van ontvangst’: de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietgever of kredietbemiddelaar een bijkantoor heeft of diensten verricht;
- 21.
‘adviesdiensten’: het geven van persoonlijke aanbevelingen aan een consument met betrekking tot een of meer transacties in samenhang met kredietovereenkomsten, hetgeen een afzonderlijke activiteit vormt ten opzichte van de verlening van een krediet en ten opzichte van de in punt 5 omschreven kredietbemiddelingsactiviteiten;
- 22.
‘bevoegde autoriteit’: een autoriteit die overeenkomstig artikel 5 door een lidstaat als bevoegd is aangesteld;
- 23.
‘overbruggingskrediet’: een kredietovereenkomst die hetzij voor onbepaalde duur geldt, hetzij binnen twaalf maanden moet worden afgelost, en die door de consument als tijdelijke financieringsoplossing wordt gebruikt terwijl hij de overstap maakt naar een andere financiële regeling voor het onroerend goed;
- 24.
‘voorwaardelijke verplichting of garantie’ — (contingent liability or guarantee): een kredietovereenkomst die als garantie voor een andere afzonderlijke maar aanvullende transactie fungeert en uit hoofde waarvan het door een onroerend goed gewaarborgde kapitaal slechts wordt opgenomen wanneer zich een of meer in de overeenkomst vermelde gebeurtenissen voordoen;
- 25.
‘gedeelde vermogenskredietovereenkomst’ — (shared equity-kredietovereenkomst): een kredietovereenkomst waarbij het af te lossen kapitaal is gebaseerd op een contractueel vastgesteld percentage van de waarde van het onroerend goed op het tijdstip van de kapitaalaflossing of -aflossingen;
- 26.
‘koppelverkoop’: het aanbieden of verkopen van een kredietovereenkomst als onderdeel van een pakket met andere onderscheiden financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst niet afzonderlijk wordt aangeboden aan de consument;
- 27.
‘gebundelde verkoop’: het aanbieden of verkopen van een kredietovereenkomst als onderdeel van een pakket met andere onderscheiden financiële producten of diensten waarbij de kredietovereenkomst ook afzonderlijk aan de consument beschikbaar wordt gesteld, maar waarbij niet noodzakelijkerwijs dezelfde voorwaarden gelden als wanneer deze in combinatie met de nevendiensten wordt aangeboden;
- 28.
‘lening in vreemde valuta’: een kredietovereenkomst waarbij het krediet:
- a)
uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die waarin de consument het inkomen ontvangt of de activa aanhoudt waaruit de lening moet worden afgelost; of
- b)
uitgedrukt wordt in een andere valuta dan die van de lidstaat waar de consument verblijft.
Voetnoten
PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.