NJB 2018/2207
Prejudiciële vraag. Pandrecht. Bankrekening. Goede trouw. Een bank heeft een pandrecht op de vordering van de rekeninghouder op de bank zelf. Op de rekening van de rekeninghouder komen betalingen van derden binnen die in rekening-courant worden geboekt. Komt aan de bank ten aanzien van het telkens in rekening-courant geboekte bedrag een beroep toe op haar pandrecht op de hiermee corresponderende vordering die de rekeninghouder op de bank verkrijgt, indien de betaling binnenkomt na het moment dat de bank niet meer te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw? Hoge Raad: ontkennend
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2189
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01846
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2189, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1138, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2018
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vraag. Pandrecht. Bankrekening. Goede trouw. Een bank heeft een pandrecht op de vordering van de rekeninghouder op de bank zelf. Op de rekening van de rekeninghouder komen betalingen van derden binnen die in rekening-courant worden geboekt. Komt aan de bank ten aanzien van het telkens in rekening-courant geboekte bedrag een beroep toe op haar pandrecht op de hiermee corresponderende vordering die de rekeninghouder op de bank verkrijgt, indien de betaling binnenkomt na het moment dat de bank niet meer te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw? Hoge Raad: ontkennend
Partij(en)
Mrs. P.F. Schepel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.