Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020
Artikel C7 Specifieke eisen aan het project
Geldend
Geldend vanaf 08-05-2019
- Redactionele toelichting
Lid 3 blijft van toepassing op subsidies, die op basis van dit artikel op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijziging zijn verleend.
- Bronpublicatie:
06-05-2019, Stcrt. 2019, 24707 (uitgifte: 07-05-2019, regelingnummer: 2535369)
- Inwerkingtreding
08-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-05-2019, Stcrt. 2019, 24707 (uitgifte: 07-05-2019, regelingnummer: 2535369)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Een project komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:
- a.
het project past binnen het doel, omschreven in artikel C4;
- b.
de startdatum van het project na de datum van ontvangst van de volledige aanvraag tot maximaal een maand na de datum van de beschikking tot subsidieverlening ligt en het project voor 1 januari 2022 is afgerond;
- c.
het project zich richt op de landen van herkomst die zijn vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie en zijn gepubliceerd op de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek.
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan door de minister in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden vermeld.
3.
Voor projecten die zich richten op de activiteiten, bedoeld in artikel C5, eerste lid, onder a, b en c, zijn de volgende maximale bedragen die rechtstreeks ten goede komen aan de terugkeerder, subsidiabel:
- a.
bij praktische ondersteuning van vreemdelingen, de gemaakte kosten voor de daadwerkelijke terugkeer, met uitzondering van kosten voor vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de Europese Unie, een land die tot de Europese Economische Ruimte behoort, van Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino of Vaticaanstad of een land dat tot de top 35 behoort van de hoogste inkomens per hoofd van de bevolking volgens de lijst van de Wereldbank;
- b.
bij ondersteuning van vreemdelingen voor wie de kosten van de daadwerkelijke terugkeer subsidiabel zijn, een financiële bijdrage voor levensonderhoud van maximaal € 200 per volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling en € 40 per meereizend minderjarig kind, met dien verstande dat voor vreemdelingen met de nationaliteit van Algerije, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Egypte, Georgië, Kosovo, Libanon, Noord-Macedonië, Marokko, Montenegro, Moldavië, Oekraïne, Rusland, Servië, Tunesië, Turkije en Wit Rusland deze vergoeding maximaal € 100 per volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling en € 40 per meereizend minderjarig kind is;
- c.
bij herintegratieondersteuning van vreemdelingen waarvoor een visumplicht om naar Nederland te reizen geldt, die terugkeren naar het land van herkomst en die de nationaliteit hebben van een land dat op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld, € 1.800 per volwassene en € 2.800 per minderjarig kind. Van dit bedrag mag maximaal € 300 in contanten aan de vreemdeling worden verstrekt. Vreemdelingen met de nationaliteit van Algerije, Egypte, Kosovo, Libanon, Marokko, Mongolië, Tunesië, Turkije, Rusland en Wit-Rusland zijn uitgesloten van deze ondersteuning.
4.
In afwijking van artikel 13, onderdeel f, zijn binnenlandse reiskosten voor projecten die zich richten op de activiteit, bedoeld in artikel C5, eerste lid, onder h, subsidiabel.