HR 1 februari 2005, LJN AR6621, rov. 3.5.2.
HR, 05-10-2010, nr. 09/00132
ECLI:NL:HR:2010:BN1724
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-10-2010
- Zaaknummer
09/00132
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BN1724
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN1724, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1724
ECLI:NL:PHR:2010:BN1724, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN1724
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid in h.b. Het Hof heeft verdachte n-o verklaard omdat hij te laat h.b. heeft ingesteld. T.t.z. heeft verdachte aangevoerd dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was. Het Hof had op dit verweer een met redenen omklede beslissing moeten geven.
5 oktober 2010
Strafkamer
nr. 09/00132
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2008, nummer 20/002412-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch om opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof de verdachte onvoldoende gemotiveerd niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
2.2.1. De aantekening van het mondeling arrest houdt in:
"Beslissing
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep."
2.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt verdachte mede dat verdachte op het bij de appelakte behorende formulier van grieven de opmerking heeft gemaakt dat hij te laat aanwezig was voor de terechtzitting in eerste aanleg en dat er inmiddels al uitspraak was gedaan. Hieruit blijkt dat hij van de terechtzitting op de hoogte was en derhalve binnen 14 dagen na de terechtzitting in eerste aanleg hoger beroep had moeten instellen. Nu het hoger beroep pas op 25 juni 2008 is ingesteld, is dit niet op tijd gebeurd.
(...)
Verdachte verklaart:
Ik heb hier destijds over gebeld. Er werd mij gezegd dat de uitspraak al gedaan was. Men deelde mij mede dat de termijn om hoger beroep in te stellen pas ging lopen als het vonnis aan mij werd uitgereikt en dat ik tot die tijd daarmee moest wachten. Dat staat ook zo in het vonnis. Ik ben bovendien onschuldig en heb met de hele zaak niets te maken."
2.3. Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige motivering in de aantekening van het mondeling arrest niet voorkomt, is het middel gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 oktober 2010.
Conclusie 29‑06‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch bij arrest van 26 november 2008 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2.
Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft een schriftuur ingediend, houdende een middel van cassatie.
3.1
Het middel klaagt dat het Hof de beslissing om verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2008 houdt in:
‘Verdachte verklaart:
Ik heb hier destijds over gebeld. Er werd mij gezegd dat de uitspraak al gedaan was. Men deelde mij mede dat de termijn om hoger beroep in te stellen pas ging lopen als het vonnis aan mij werd uitgereikt en dat ik tot die tijd daarmee moest wachten. Dat staat ook zo in het vonnis. Ik ben bovendien onschuldig en heb met de hele zaak niets te maken.
De voorzitter deelt verdachte mede dat op de dagvaarding is vermeld wat de termijn van hoger beroep is en dat dit wettelijk zo geregeld is.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede onmiddellijk uitspraak te zullen doen.
De voorzitter spreekt vervolgens het arrest uit.’
3.3
De aantekening mondeling arrest luidt:
‘Beslissing
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.’
3.4
In de toelichting op het middel wordt gewezen op HR 20 december 1994, NJ 1995, 253 en HR 1 februari 2005, LJN AR6621. Overschrijding van de wettelijk voorziene termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen, welke termijnen van openbare orde zijn, moet de verdachte worden toegerekend tenzij de termijnoverschrijding om bijzondere redenen verontschuldigbaar is. Zo een bijzondere omstandigheid kan gelegen zijn in een uitlating van een medewerker van parket of griffie, gedaan binnen de lopende beroepstermijn, die in redelijkheid de verwachting kon wekken dat die termijn op een later tijdstip aanvangt of eindigt dan in werkelijkheid uit de wet voortvloeit. De omstandigheid dat een algemene, op de achterzijde van de dagvaarding opgenomen mededeling inhoudt dat een verdachte die tevoren op de hoogte is van de dag van de terechtzitting binnen veertien dagen na de einduitspraak hoger beroep moet instellen doet aan het voorgaande niet af. Immers daar wordt ook aanbevolen zich tot de griffie te wenden teneinde informatie te ontvangen over het instellen van een rechtsmiddel, hetgeen verdachte gedaan heeft.1.
3.5
Het Hof heeft verdachtes stelling dat hem telefonisch is gezegd dat de termijn om hoger beroep in te stellen pas ging lopen als het vonnis aan hem werd uitgereikt in het midden gelaten. Het Hof heeft zich evenmin uitgelaten over de hiermee samenhangende vraag of de telefonische mededeling binnen de beroepstermijn is gedaan.
Gelet op hetgeen onder 3.4 is aangegeven, is 's Hofs kennelijke oordeel dat de vermelding op de dagvaarding van de beroepstermijn meebrengt dat geen sprake is van een bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid die een een overschrijding van de wettelijke beroepstermijn verontschuldigbaar doet zijn zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
Het middel slaagt.
4.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch om op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑06‑2010