Rb. Rotterdam, 16-03-2020, nr. C/10/591813 / FA RK 20-1108
ECLI:NL:RBROT:2020:2578
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
16-03-2020
- Zaaknummer
C/10/591813 / FA RK 20-1108
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:2578, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑03‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2020/39 met annotatie van Vermeulen, K.
Uitspraak 16‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Zorgmachtiging die ten uitvoer wordt gelegd in een Tbs-kliniek (art. 6:4 lid 4 Wvggz)
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/591813 / FA RK 20-1108
Betrokkenenummer: [nummer]
Beschikking van 16 maart 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden, onderdeel van Fivoor (hierna: De Kijvelanden);
Kijvelandsekade 1, 3172 AB te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de officier, ingekomen op 20 februari 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- -
de medische verklaring opgesteld door drs. R.M. Lopes Benoliel, psychiater, van
13 februari 2020;
- -
het zorgplan van 10 februari 2020;
- -
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
- -
het uittreksel justitiële documentatie;
- -
de zorgkaart van 10 februari 2020.
1.2.
Voorts zijn de volgende documenten aan de rechtbank overgelegd:
- de kliniekregels van FPC de Kijvelanden;
- -
de wettelijke aantekeningen over 2017 en het 3e en 4e kwartaal van 2016;
- -
het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2016;
- -
het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 april 2018;
- -
het verlengingsadvies van 15 januari 2018;
- -
de vordering verlenging terbeschikkingstelling van het Openbaar Ministerie van het arrondissementsparket Den Haag van 1 februari 2018.
1.3.
De mondelinge behandeling, door de enkelvoudige kamer van de rechtbank van het verzoek, is aangevangen op 11 maart 2020 in De Kijvelanden.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
- mevrouw [naam 1] , moeder van betrokkene;
- drs. T. Verrijp, psychiater en zorgverantwoordelijke, verbonden aan FPC De Kijvelanden;
- mr. C. Hemelaar, jurist, verbonden aan FPC De Kijvelanden;
- drs. J. Schetters, geneesheer-directeur van FPC De Kijvelanden.
Ter zitting zijn overgelegd:
- het besluit van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van
3 december 2019;
3 brieven uit de sociale omgeving van betrokkene betreffende zijn persoonlijkheid.
1.4.
Ter zitting is betrokkene op het verzoek gehoord en is de behandeling van de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de meervoudige kamer heeft de rechtbank via de email (aanvullende) vragen geformuleerd aan:
- -
mr. R. Polderman, strafrechtadvocaat van betrokkene;
- -
drs. R.M. Lopes Benoliel, de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring van 13 februari 2020 heeft opgesteld;
- -
de heer [naam 2] , verbonden aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid en voorzitter van de zorgconferentie van 15 januari 2020.
1.6.
Naar aanleiding van de vragen aan voornoemde personen ontving de rechtbank onderstaande documenten:
- een email van 12 maart 2020 van de heer [naam 2] met als bijlage het conceptverslag van de zorgconferentie van 15 januari 2020;
- de email van 13 maart 2020 van de onafhankelijk psychiater drs. R.M. Lopes Benoliel met een toelichting op de medische verklaring.
1.7.
De mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op
13 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de rechtbank mr. R. Polderman op diens verzoek telefonisch de gelegenheid gegeven zijn standpunt naar voren te brengen. Ter zitting is dit standpunt weergegeven.
Ter zitting zijn verschenen:
- mr. J.A. Smits, advocaat van betrokkene;
- mr. J. Berton, officier van justitie;
- drs. J. Schetters, geneesheer-directeur, verbonden aan FPC de Kijvelanden;
- drs. T. Verrijp, psychiater en zorgverantwoordelijke, verbonden aan FPC de Kijvelanden.
2. Feiten
2.1.
Betrokkene is bij onherroepelijk arrest van het hof Den Haag van 26 februari 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, welke maatregel de periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 april 2018 is de maatregel van ter beschikking stelling met verpleging met twee jaar verlengd.
2.3.
De maatregel van ter beschikkingstelling eindigt op 17 maart 2020.
3. Verzoek
3.1.
De officier verzoekt om een zorgmachtiging te verlenen, die met toepassing van artikel 6:4 lid 4 en 5 Wvggz ten uitvoer zal worden gelegd in een instelling als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 of artikel 3.3 lid 1 van de Wet forensische zorg (Wfz). Dit wordt noodzakelijk geacht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie.
Concreet betekent dit dat de zorgmachtiging ten uitvoer zal worden gelegd in een instelling die is aangewezen voor de verpleging van ter beschikking gestelden, te weten de huidige tbs-kliniek De Kijvelanden, waar beveiligingsniveau 4 wordt gehanteerd.
4. Verweer
4.1.
Namens betrokkene is geen verweer gevoerd tegen het afgeven van een zorgmachtiging als zodanig, maar wel tegen toepassing van artikel 6:4 lid 4 en 5 Wvggz. Zakelijk weergegeven is betoogd dat de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging in de huidige tbs-kliniek van betrokkene in strijd is met de rechtszekerheid omdat aan betrokkene een gemaximeerde tbs-maatregel is opgelegd. Hij mocht er dan ook op vertrouwen dat hij na de tbs-maatregel niet langer in de tbs-kliniek De Kijvelanden zou hoeven te verblijven.
De tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging op een dergelijk beveiligingsniveau is voorts in strijd met de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. Het ernstig nadeel rechtvaardigt niet het voortzetten van het verblijf van betrokkene in de huidige tbs-kliniek.
5. Beoordeling
5.1.
Rechtszekerheid
5.1.1.
De advocaat van betrokkene stelt dat het verlenen van een zorgmachtiging die in een tbs-kliniek ten uitvoer wordt gelegd, in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Het gerechtshof heeft in zijn arrest van 26 februari 2016 immers volstaan met het opleggen van een gemaximeerde tbs-maatregel en heeft zo bij betrokkene de gerechtvaardigde verwachting geschapen dat hij na het aflopen van die maatregel op 17 maart 2020 niet meer in een forensisch psychiatrisch centrum opgenomen kan worden.
5.1.2.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Vaststaat dat de tbs-maatregel van betrokkene op 17 maart 2020 eindigt. Dit laat echter onverlet dat nadien alsnog de noodzaak kan bestaan voor het opleggen van een zorgmachtiging.
Uit de Wvggz en de toelichting daarop volgt bovendien dat de wetgever met artikel 6:4 (in de leden 3, 4 en 5) van de Wvggz nu juist heeft beoogd de rechter de mogelijkheid te bieden om, in die gevallen waarin dit vanwege de veiligheid binnen de accommodatie noodzakelijk is, ook een zorgmachtiging op te leggen tot opname in een instelling die normaliter bedoeld is voor verblijf op grond van een tbs-maatregel. Betrokkene heeft dan ook aan het aflopen van de tbs-maatregel niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat hij na 17 maart 2020 niet meer in een dergelijke accommodatie zou hoeven te verblijven. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
5.2.
Criteria zorgmachtiging
5.2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
5.3.
Psychische stoornis en ernstig nadeel
5.3.1.
De psychische stoornis bij betrokkene en het ernstig nadeel als gevolg van zijn gedrag voortvloeiend uit de psychische stoornis zijn niet betwist. Betrokkene lijdt aan een schizoaffectieve stoornis van het type bipolair, gecompliceerd door een cannabisafhankelijkheid. Het ernstig nadeel als gevolg van het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis, bestaat uit het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel met name bij anderen, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
5.4.
Verplichte zorg
5.4.1.
Om het ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
5.4.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het opnemen in een accommodatie.
5.5.
Tenuitvoerlegging zorgmachtiging in tbs-kliniek
5.5.1.
De advocaat van de betrokkene stelt dat de beoogde tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging in de tbs-kliniek De Kijvelanden in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het ernstig nadeel rechtvaardigt niet een verblijf in een tbs-kliniek; een verblijf in een reguliere GGZ-instelling dan wel op een forensische psychiatrische afdeling of in een forensische psychiatrische kliniek volstaat.
Voorts staat, gelet op de weerstand die betrokkene en zijn moeder hebben tegen een verder verblijf in de tbs-kliniek De Kijvelanden, dit verblijf in de weg aan de doelmatigheid van de behandeling. Als het verblijf voortduurt, zal betrokkene dit ervaren als een voortzetting van zijn tbs-maatregel omdat hij op dezelfde afdeling, in dezelfde kamer en met dezelfde mensen in dezelfde kliniek verblijft hetgeen de behandelmotivatie niet ten goede komt.
Daar komt bij dat tijdens de zorgconferentie op 15 januari 2020 aan betrokkene een verblijf in de kliniek Veldzicht in het vooruitzicht is gesteld, waar hij een nieuwe start hoopt te kunnen maken en vandaaruit te resocialiseren naar een begeleide of beschermde woonvorm.
5.5.2.
De rechtbank volgt dit standpunt van betrokkene niet.
Betrokkene is ruim voorafgaand aan de tbs-maatregel al vanaf 2009 regelmatig gedwongen opgenomen geweest in verschillende psychiatrische ziekenhuizen. Deze opnames hebben niet kunnen voorkomen dat betrokkene vele geweldsdelicten heeft gepleegd en daarvoor is veroordeeld. Dit geweld vond veelal, maar niet uitsluitend, plaats jegens beroepsbeoefenaren, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot het opleggen van de tbs-maatregel. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het tijdens de tbs-maatregel niet mogelijk is gebleken om met betrokkene stappen te zetten richting zijn resocialisatie (bijvoorbeeld verlof) vanwege incidenten veroorzaakt door betrokkene, decompensaties en een gebrek aan samenwerking met betrokkene.
Ook zijn er meerdere trajecten richting uitstroom naar een andere (minder beveiligde) instelling onderzocht en heeft er een zorgconferentie plaatsgevonden, maar het is desondanks niet mogelijk gebleken betrokkene daar naartoe over te kunnen plaatsen, ook niet na het einde van de tbs-maatregel.
Hieraan is onder meer debet dat betrokkene continu een machtsstrijd ervaart met hulpverleners en vindt dat zijn omgeving zich aan hem moet aanpassen.
Er zijn regelmatig manische ontregelingen met daarbij grensoverschrijdend gedrag zoals spugen, dreigen en gooien met vloeistoffen naar personen.
Betrokkene heeft vaak wel enig ziektebesef, maar geen ziekte-inzicht.
Zelfs in de huidige zeer gestructureerde omgeving, met dwangbehandeling en een team dat volledig op betrokkene is ingespeeld, blijft het lastig om de agressie en de dreiging van betrokkene te voorkomen. Er is momenteel sprake van een zeer broos evenwicht waarbij de intensiteit en de gewelddadigheid van de ontregelingen zijn afgenomen, mede als gevolg van de structuur binnen de tbs-kliniek. De huidige (mildere) incidenten komen echter nog steeds voort uit dezelfde dynamiek als de delicten waarvoor de tbs-maatregel is opgelegd. Betrokkene voelt zich mishandeld vanwege de dwang die wordt toegepast en ziet een agressieve reactie als een logisch antwoord. Zijn controle daarover neemt toe met de stabilisatie van de schizo-affectieve stoornis, maar deze controle kan tijdens een decompensatie ook weer geheel wegvallen.
Gezien de herhaaldelijke decompensaties, zijn weerstand tegen de benodigde medicatie en het gebrek aan samenwerking, is het met het oog op zijn eigen veiligheid, die van zijn medepatiënten en van het personeel noodzakelijk dat de zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd in een instelling met het hoogste beveiligingsniveau.
5.5.3.
In de zorgconferentie is nog gesproken over een eventuele plaatsing in de kliniek Veldzicht, een instelling met hetzelfde beveiligingsniveau. Een dergelijke plaatsing is, nog daargelaten eventuele financieringsproblemen waar de rechtbank geen rekening mee houdt, niet mogelijk, maar ook niet reëel gebleken omdat de betrokkene daar per definitie slechts tijdelijk (drie tot zes maanden) kan verblijven en van daaruit niet kan uitstromen c.q. kan resocialiseren naar een instelling met een minder hoog beveiligingsniveau of naar een reguliere GGZ-instelling.
5.5.4.
Er zijn derhalve geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg met een verblijf in de tbs-kliniek De Kijvelanden is ook evenredig en naar verwachting effectief.
De rechtbank merkt op dat de zorgverantwoordelijke ter zitting heeft aangegeven dat de betrokkene, anders dan voorheen, zich in de afgelopen twee maanden meer open heeft gesteld voor therapie hetgeen naar verwachting een positief effect zal hebben op de behandelresultaten.
Tot slot zal betrokkene, indien de stijgende lijn in zijn behandeling zich door zijn eigen inzet voortzet, op korte termijn kunnen profiteren van de (ruimere en minder stringente) verlofmogelijkheden op grond van de Wvggz. Ook dit zal, mede gelet op de positieve betrokkenheid van de moeder van betrokkene, naar verwachting kunnen bijdragen aan een verbetering van de behandelrelatie, het behandelklimaat en uiteindelijk de behandelresultaten.
5.5.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
6.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 5.4.2. kunnen worden getroffen;
6.3.
bepaalt de artikelen 7, eerste en derde lid, 42 vijfde lid, en 44, alsmede de hoofdstukken V, VI, VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing op deze zorgmachtiging;
6.4.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 september 2020.
Deze beschikking is op 16 maart 2020 gegeven door mr. M. de Geus, voorzitter, en mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, en mr. C.G. van de Grampel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.