NJB 2021/2628
Bijzondere voorwaarde, art. 14c lid 2, onder 14°, Sr: deze dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde dient voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift te formuleren. De regelingen in art. 14c lid 3, aanhef en onder b, en lid 6 Sr (over medewerking aan reclasseringstoezicht) en art. 6:3:14 Sv (over toezicht op de naleving van aan een voorwaardelijke veroordeling verbonden voorwaarden) staan er niet aan in de weg dat – voor zover dat, gelet op de mogelijkheden die de zojuist genoemde wettelijke bepalingen al bieden, aangewezen is – een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c lid 2, onder 14°, Sr wordt gesteld die een gedraging van de veroordeelde betreft en die ertoe strekt het toezicht op (een) andere door de rechter op grond van art. 14c lid 2 Sr gestelde bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen. Ook hierbij moet het gaan om een voldoende precies geformuleerd gedragsvoorschrift. Dat gedragsvoorschrift mag niet verder strekken dan voor het toezicht op de naleving van de andere bijzondere voorwaarde(n) noodzakelijk is. De in casu door het hof gestelde bijzondere voorwaarde ‘dat de veroordeelde toestemming zal geven relevante referenten te raadplegen’ voldoet niet de genoemde eisen en is daarom in strijd met art. 14c lid 2, onder 14°, Sr.
HR 28-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1403
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 september 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering, M. Kuijer, T. Kooijmans
- Zaaknummer
19/05316
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1403, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:663, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑07‑2020
- Wetingang
(art. 14c Sr)
Essentie
Bijzondere voorwaarde, art. 14c lid 2, onder 14°, Sr: deze dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde dient voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift te formuleren. De regelingen in art. 14c lid 3, aanhef en onder b, en lid 6 Sr (over medewerking aan reclasseringstoezicht) en art. 6:3:14 Sv (over toezicht op de naleving ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.