NJ 2023/27
Procesrecht. Objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid rechter (art. 6 EVRM); feitelijke grondslag middelen (art. 419 lid 2 Rv); maatstaf.
HR 23-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1933
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 december 2022
- Magistraten
Mrs. C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/04457
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS685508:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1933, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:816, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑10‑2021
- Wetingang
Samenvatting
Op grond van feiten en omstandigheden die haar pas na een rechterlijke beslissing bekend zijn geworden, kan een partij voor wie tegen die beslissing — zo nodig met toepassing van een doorbrekingsgrond — een rechtsmiddel openstaat, door aanwending daarvan die beslissing aanvechten op de grond dat wegens het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter(s) geen sprake is geweest van een eerlijke procedure (fair trial) als bedoeld in art. 6 EVRM (vgl. HR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.