Hof 's-Gravenhage, 07-07-2009, nr. 105.006.122/01
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4996
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
105.006.122/01
- LJN
BK4996
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4996, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 07‑07‑2009; (Voorlopige voorziening+bodemzaak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP4801, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP4801
Uitspraak 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart. Als peildatum voor de waardering geldt het moment van de feitelijke verdeling, ook na een vernietiging van de verdeling.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 105.006.122
Rolnummer (oud) : c07/257
Rolnummer rechtbank : 154312/HA ZA 01-859
arrest van de familiekamer d.d. 7 juli 2009
inzake
[de man],
wonende te Spijkenisse,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.M. Baltazar de Seixas, kantoorhoudend te Spijkenisse
tegen
[de vrouw],
wonende te Zoetemeer,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.O. Perquin, kantoorhoudend te Zoetemeer
Het verdere verloop van het geding
Bij arrest van dit hof van 30 januari 2008 is de man toegelaten tot het leveren van bewijs door middel van het horen van getuigen van zijn stelling dat de vrouw haar recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart heeft prijsgegeven.
Op 22 mei 2008 heeft het getuigenverhoor plaatsgevonden.
De man heeft op 21 oktober 2008 een memorie na enquête genomen.
De vrouw heeft op 18 november 2008 een memorie na enquête genomen.
De partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
De verdere behoordeling van het hoger beroep.
De bewijsopdracht.
1. Het hof is van oordeel dat de man niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht dat de vrouw haar recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart heeft prijsgegeven.
- 2.
De [getuige] heeft verklaard:
” [de vrouw] was niet erg spraakzaam tegen mij. [de vrouw] heeft niet met mij gesproken over het feit dat zij in het kader van de verdeling van de goederen met [de man] is benadeeld.”
- 3.
Door de vrouw is bij conclusie na enquête gesteld: dat zij ten aanzien van de verdeling van de goederen, waaronder de woning, niets kenbaar heeft gemaakt aan [de getuige].
- 4.
Gezien de verklaring van de [getuige] in samenhang bezien met die van de vrouw acht het hof het niet aannemelijk dat de vrouw over de verdeling van de goederen met de getuige heeft gesproken.
- 5.
Uit de gewisselde stukken volgt dat de man jurist is en de vrouw juridisch niet is geschoold. Voorts heeft de vrouw gesteld dat zij de man altijd de man heeft vertrouwd. Zij heeft er ook op vertrouwd dat hij de waarheid sprak toen hij haar vertelde dat na de echtscheiding alles aan hem toekwam. Gezien de feitelijke gang van zaken acht het hof het aannemelijk dat de vrouw met die wetenschap het echtscheidingsconvenant heeft getekend. Onder deze omstandigheden mocht de man er niet op vertrouwen dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart.
Peildatum waardering
- 6.
Het hof begrijpt het betoog van de man aldus, dat voor de waardering van het woonhuis – in het kader van de verdeling van de goederen na de vernietiging – uitgegaan moet worden van de waarde van het woonhuis op het moment dat partijen met elkaar het convenant sloten. In dit geval dus 20 februari 2000.
- 7.
Voorts is de man van mening dat de redelijkheid met zich brengt, dat de vrouw niet meer mag ontvangen, dan het bedrag, dat zij zou hebben ontvangen, in het geval zij net niet zou zijn benadeeld voor meer dan een kwart.
- 8.
Tot slot is de man van mening dat er wel degelijk sprake is omstandigheden, waaruit blijkt van een overeenkomst om de peildatum eerder relevant te achten, te weten naar het moment van 20 februari 2000, respectievelijk omstandigheden van redelijkheid en billijkheid, die de door de man voorgestane peildatum als rechtvaardig kunnen bestempelen.
- 9.
De vrouw is van mening dat nu de verdeling van 20 februari 2000 is vernietigd, voor de peildatum voor de waardering gekeken dient te worden naar het tijdstip waarop de verdeling alsnog plaatsvindt. Voorts is de vrouw van mening dat zij recht heeft op de helft van de beperkte gemeenschap. Tot slot heeft de vrouw nog aangevoerd dat er tussen partijen geen afspraak is gemaakt over de peildatum terzake de waardering van de goederen, ook niet impliciet.
- 10.
Het hof overweegt als volgt. In beginsel geldt als peildatum voor de waardering het moment van de van de feitelijke verdeling, tenzij partijen anders met elkaar zijn overeengekomen of op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid daarvan moet worden afgeweken. Als gevolg van de vernietiging van de verdeling, dient de gemeenschap opnieuw te worden verdeeld, ook in die situatie geldt het voorstaande uitgangspunt inzake de peildatum van de waardering. In het onderhavige geval heeft de man geen relevante feiten en omstandigheden gesteld om van deze hoofdregel af te wijken.
Schadevergoeding € 2.268,90
- 11.
De man is van mening dat hij met de vrouw expliciet is overeengekomen dat alleen hij gerechtigd is tot het aan de vrouw toegewezen bedrag van de schadevergoeding van € 2.268,90. Het betrof volgens de man deels een immaterieel schadebedrag. De man is van mening dat hij recht heeft om zijn stelling te bewijzen door middel van stukken en/of getuigen. Voorts is de man van mening dat het bedrag van
€ 2.268,90 is opgenomen in het getaxeerde bedrag van het woonhuis.
- 12.
De vrouw stelt dat zij al in eerste aanleg heeft weersproken dat zij met de man is overeengekomen dat alleen hij aanspraak zou hebben op de schadevergoeding. Voorts wordt door de vrouw aangevoerd dat, nu de man de stelling van de vrouw niet eerder heeft weersproken, zijn bewijsaanbod als voormeld in de toelichting op grief IV achterhaald is. Bovendien vermeldt de man ten aanzien van dit punt niet wie hij concreet als getuige zou willen doen horen, zodat zijn bewijsaanbod als zijnde te vaag dient te worden gepasseerd. Tot slot is de vrouw van mening dat de taxateur bij de taxatie van het woonhuis er rekening mee heeft gehouden dat naast het woonhuis een privé-huis is gelegen.
- 13.
Het hof overweegt als volgt. Bij akte wijziging eis van 19 juli 2001 heeft de vrouw als nevenvordering aanspraak gemaakt op de schadevergoeding van, € 2.268,90. Gezien deze eis wijziging kon de rechtbank de vordering in de verdeling tussen partijen betrekken. De man heeft zijn stelling – dat hij met de vrouw is overeengekomen dat hij alleen gerechtigd is op de schadevergoeding van € 2.268,90 – onvoldoende onderbouwd. De man heeft in zijn memorie van grieven op geen enkele wijze toegelicht met welke stukken en met welke getuige hij zijn stelling wenst te bewijzen. Gezien het feit dat de vrouw al in eerste aanleg de hiervoor vermelde stelling van de man heeft weersproken, had het op de weg van de man gelegen om concreet aan te geven op welke wijze hij zijn stelling wenst te bewijzen. De man heeft ruimschoots de tijd gehad om stukken in het geding te brengen, nu hij dit niet heeft gedaan komt dit voor zijn rekening en risico. De man heeft niet aangegeven wie hij als getuigen wenst te horen en wat deze getuigen mogelijk kunnen verklaren. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden zal het hof het bewijsaanbod van de man passeren.
- 14.
Uit het taxatierapport van 26 mei 2006 volgt – zie nadere mededelingen – dat in de nabijheid van het woonhuis een seksinrichting was. Het hof acht het aannemelijk dat de taxateur dit in zijn waardering heeft meegenomen. Het schadebedrag is daarentegen niet opgenomen in de taxatie en dient in de verdeling tussen partijen te worden betrokken.
Afgifte roerende goederen
- 15.
Aan het bestreden vonnis is een lijst gehecht van goederen die aan de vrouw zijn toegedeeld, zoals: kinderboeken, Bijbel, adoptiepapieren enz.
- 16.
De man stelt dat die spullen niet meer aanwezig zijn in het huis. Hij gaat ervan uit dat de door de vrouw gevraagde spullen aan haar zijn afgegeven of door haar zijn meegenomen.
- 17.
De vrouw stelt dat zij de man herhaaldelijk heeft gevraagd om de goederen als vermeld op de lijst, maar dat de man weigert om de spullen aan haar af te geven.
- 18.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stelling van de man volgt dat hij de door de vrouw gevorderde goederen niet in zijn huis heeft aangetroffen. Door de vrouw is geen bewijsaanbod gedaan dat de door haar gevorderde goederen nog steeds in de woning van de man aanwezig zijn. Op basis van de gewisselde stukken kan het hof niet vaststellen dat de man in het bezit is van de door de vrouw gevorderde goederen, zodat de vordering van de vrouw terzake van de afgifte van de goederen zoals vermeld op de lijst die aangehecht is aan het bestreden vonnis van 8 november 2006 dient te worden afgewezen.
Levering en dwangsom
- 19.
De vrouw wenst dat de man wordt veroordeeld om mee te werken aan een door een notaris op te maken akte van verdeling en levering van de woning aan de man, onder verbeurte van een dwangsom van € 250, -, althans een naar goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat de man in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, te rekenen vanaf twee dagen na betekening van het door hof te wijzen arrest, danwel te bepalen dat het door hof in dezen te wijzen arrest, in de plaats komt van voormelde notariële akte.
- 20.
De man heeft in beginsel geen bezwaar tegen de eisvermeerdering ten aanzien van de medewerking aan een door een notaris op te maken akte van verdeling en levering van de woning.
- 21.
Het hof overweegt als volgt. Gezien de proceshouding van de man is het hof van oordeel dat de vrouw er een gerechtvaardigd belang bij heeft, dat de man wordt veroordeeld om mee te werken aan een door een notaris op te maken akte van verdeling en levering van de woning aan de man, onder verbeurte van een dwangsom van € 250, -, voor elke dag dat de man in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, te rekenen vanaf 45 dagen na betekening van dit arrest, met een maximaal bedrag van € 45.000, -.
Wettelijke rente
- 22.
De vrouw wenst aanspraak te maken op de wettelijke rente het bedrag van € 41.908,48 te rekenen vanaf 8 november 2006 tot de dag der algehele voldoening.
- 23.
De man is van mening dat hij de wettelijke rente niet verschuldigd is aangezien de verdeling nog niet is geschied.
- 24.
Het hof overweegt als volgt. Zolang de verdeling van een tot de gemeenschap behorende bate niet is vastgesteld, kan een daarop gebaseerde vordering niet worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom uit hoofde van de verdeling. De vordering ontstaat pas door de verdeling zelf. De vrouw kan eerst aanspraak maken op de wettelijke rente vanaf het moment dat de man in verzuim is tot het betalen van de overbedelingsvordering. De man is in het onderhavige geval nog niet in verzuim tot betaling van de overbedelingsvordering aan de man, derhalve kan de vordering niet worden toegewezen.
Bekrachtiging
- 25.
Het bovenstaande brengt mee dat het bestreden vonnissen moet worden bekrachtigd en de vermeerdering van eis van de vrouw gedeeltelijk kan worden toegewezen.
Proceskosten
- 26.
Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten, zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
Beslissing
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank te Rotterdam tussen de partijen op 10 december 2003 en 8 november 2006 gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt de man om mee te werken aan een door een notaris op te maken akte van verdeling en levering van de woning aan de man, onder verbeurte van een dwangsom van € 250, -, voor elke dag dat de man in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, te rekenen vanaf 45 dagen na betekening van dit arrest, met een maximaal bedrag van € 45.000, -;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders gevorderd is;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen;
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Mos-Verstraten en van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.