Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies
Artikel 2.8 Adviescommissie
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
28-06-2015, Stcrt. 2015, 18094 (uitgifte: 30-06-2015, regelingnummer: WJZ/15083650)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2015, Stcrt. 2015, 18094 (uitgifte: 30-06-2015, regelingnummer: WJZ/15083650)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De minister kan een adviescommissie instellen.
2.
Een adviescommissie heeft tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie.
3.
De adviezen van een adviescommissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.
4.
Een adviescommissie bestaat uit een voorzitter en een aantal leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de adviescommissie een taak heeft. De voorzitter en de leden zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken of andere ministeries die voor de subsidie verantwoordelijk zijn of mede verantwoordelijk zijn.
5.
De voorzitter en de leden worden door de minister benoemd en ontslagen.
6.
Bij de instelling van een adviescommissie worden de periode waarvoor de voorzitter en de leden worden benoemd en het aantal leden vastgesteld.
7.
Een adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
8.
Een lid van een adviescommissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.
9.
De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van een adviescommissie bij te wonen.
10.
In het secretariaat van een adviescommissie wordt door de minister voorzien.
11.
Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van een adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van een adviescommissie bewaard in het archief van dat ministerie.
12.
Een adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.