Einde inhoudsopgave
Opiumwet 1960 BES
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06:00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 641 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
1.
Hij die handelt in strijd met artikel 2, 3, eerste lid, of 5, voor zover het betreft de in artikel 3, eerste lid, genoemde middelen, dan wel met een krachtens artikel 3, vijfde lid, gestelde regel wordt gestraft:
- a.
Indien hij het feit opzettelijk heeft gepleegd;
- 1.
hetzij met levenslange gevangenisstraf;
- 2.
hetzij met een tijdelijk gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
- 3.
hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste 72 maanden;
- 4.
hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen 2 en 3.
- b.
In de overige gevallen:
- 1.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
- 2.
hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste 36 maanden;
- 3.
hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen 1 en 2.
2.
Hij die handelt in strijd met artikelen 2a, 3a, eerste lid, 4 eerste lid, of 5, voor zoveel het betreft de in artikel 3a, eerste lid, genoemde middelen, danwel met een krachtens artikel 3a, tweede lid, of 4 derde lid gestelde regel, dan wel met een voorwaarde of voorschrift gesteld krachtens artikel 6, 7 of 8, wordt gestraft:
- a.
Indien hij het feit opzettelijk heeft gepleegd:
- 1.
hetzij met levenslange gevangenisstraf;
- 2.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
- 3.
hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste 72 maanden;
- 4.
hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen 2 en 3.
- b.
In de overige gevallen:
- 1.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
- 2.
hetzij met een geldboeten van ten hoogste de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste 36 maanden;
- 3.
hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen 1 en 2.
3.
Hij die handelt in strijd met artikel 9c, vierde lid, of niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 10b, derde lid, of artikel 10c, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van ten hoogste de derde categorie, danwel met beide straffen.
4.
De gebruiker, huurder of eigenaar van een voer-, vaartuig of luchtvaartuig, gebouw, erf of besloten terrein, waar één of meer van de in artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoelde middelen aanwezig worden bevonden, wordt, indien niet blijkt, dat die aanwezigheid aldaar geoorloofd is gestraft met een geldboete van ten hoogste hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van ten hoogste de derde categorie, dan wel met beide straffen. Hij is niet strafbaar, indien blijkt, dat hij alle nodige maatregelen heeft genomen, om de ongeoorloofde aanwezigheid van de middelen te voorkomen.
5.
Al hetgeen, naar redelijkerwijze vermoed kan worden, gediend heeft of bestemd geweest is tot het plegen van een overtreding van deze wet, alsmede al hetgeen voorwerp van het begane strafbare feit heeft uitgemaakt, kan verbeurd worden verklaard, voor zover het zesde lid niet van toepassing was.
6.
Alle, onverschillig waar, ongeoorloofd aanwezig bevonden middelen, als in artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoeld vervallen met de voorwerpen, die tot hun verpakking of berging gediend hebben, van rechtswege in eigendom aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, tenzij de eigenaar der goederen binnen de tijd van drie maanden na de aanhaling bewijst, dat deze ten onrechte is geschied, of dat hij de goederen heeft, of dat deze aan hem ontvreemd zijn en hij deze op geoorloofde wijze aanwezig heeft gehad, in welke gevallen hem de aangehaalde middelen met de voorwerpen, die tot hun verpakking of berging hebben gediend, voor zover deze voorwerpen hem in eigendom toebehoorden, worden teruggegeven.
7.
De verbeurdverklaarde of aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vervallen middelen worden, met inachtneming van de door Onze Minister gegeven voorschriften, slechts verkocht, afgeleverd of verstrekt aan personen, die deze in bezit of aanwezig mogen hebben. Zo nodig worden zij op last van Onze Minister onbruikbaar gemaakt of vernietigd.