Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
§ 11.3.2 Grensoverschrijdende project-mer
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Artikel 11.27 (mededeling grensoverschrijdende milieueffecten) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Wanneer een project waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt mogelijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten heeft, stelt het bevoegd gezag de betreffende bevoegde autoriteit van de andere staat hiervan op de hoogte. Daarbij zendt het bevoegd gezag ook de benodigde informatie over het project en de besluitvormingsprocedure toe. Op deze manier kan de bevoegde autoriteit van de andere staat beoordelen of het gewenst is over het project en de grensoverschrijdende effecten te overleggen en zienswijzen in te dienen. Of dit het geval is geeft de bevoegde autoriteit van de andere staat aan binnen een door het bevoegd gezag aangegeven termijn. Het kan ook zijn dat de bevoegde autoriteit van de andere staat zelf om de informatie vraagt, of meteen aangeeft deel te willen nemen aan de raadplegingsprocedure.
Tweede lid
Het moment waarop de mededeling van het bevoegd gezag plaatsvindt kan per geval verschillen. Dit hangt af van het moment waarop naar voren komt dat er mogelijk grensoverschrijdende milieueffecten zijn en het moment waarop het Nederlandse publiek wordt betrokken. Volgens het tweede lid kan dit het moment zijn dat bevoegd gezag bestuursorganen en instanties raadpleegt voor het advies over de reikwijdte en het detailniveau als bedoeld in artikel 16.46 van de Omgevingswet. Een ander mogelijk moment voor betrokkenheid is het indienen van zienswijzen in het kader van de voorbereiding van het besluit conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Derde lid
Bij een projectbesluit is het moment van betrokkenheid van het publiek eerder, namelijk bij de kennisgeving van het voornemen om een verkenning uit te voeren naar een opgave in de fysieke leefomgeving. Op grond van artikel 5.47 van de Omgevingswet wordt tegelijk met die kennisgeving een ieder namelijk in de gelegenheid gesteld mogelijke oplossingen aan te dragen voor die opgave. Op dat moment zal ook de bevoegde autoriteit in de andere staat moeten worden geïnformeerd. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in het derde lid.
Artikel 11.28 (toezending informatie en zienswijzen) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
De betrokken partijen uit de andere staat krijgen in beginsel dezelfde mogelijkheden in te spreken op het mer-plichtige project. Dit is in het eerste en tweede lid geregeld. Dit betekent dat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen wordt geboden volgens de regels van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het projectbesluit kan het publiek al in een eerdere fase van zich laten horen, namelijk door het aandragen van mogelijke oplossingen voor de opgave in de fysieke leefomgeving in de verkenningsfase. Tot slot kan het bevoegd gezag de bevoegde instanties van de andere staat raadplegen over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie over het milieueffectrapport.
Voor een goede participatie is het van belang over de juiste informatie te beschikken. Daarom zendt het bevoegd gezag de onder het derde lid genoemde informatie toe. Aan verspreiding aan het juiste publiek zal ook de bevoegde autoriteit van de andere staat moeten meewerken.
Artikel 11.29 (overleg) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
Wanneer de bevoegde autoriteit van de andere staat heeft aangegeven deel te willen nemen aan de raadplegingsprocedure, vindt eerst overleg plaats met het bevoegd gezag van het mer-plichtige project. Hier worden de mogelijk aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten en de monitoringsmaatregelen besproken. Wanneer er problemen zijn met het leggen van contact met de andere staat, of met de resultaten van het overleg kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat op regeringsniveau de contacten onderhouden. Het spreekt voor zich dat het bevoegd gezag ervoor zorgt dat de minister hiervoor over voldoende informatie beschikt.
Artikel 11.30 (inhoud en verstrekking besluit) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
Op grond van deze bepaling zorgt het bevoegd gezag voor verstrekking van het besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, van de Omgevingswet aan de betrokken partijen in de andere staat. Hiermee worden de partijen bedoeld die op grond van § 11.3.2 hebben ingesproken.
Artikel 11.31 (nieuwe informatie, monitoring en evaluatie) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
Deze bepaling bevat een verplichting om nieuwe informatie te delen en de mogelijkheid tot het plegen van overleg en het houden van een evaluatie. De plan-mer kent geen vergelijkbare bepaling.
Eerste lid
Het eerste lid ziet op het geval dat sprake is van een project waarvoor op grond van artikel 16.43, eerste lid, van de Omgevingswet een milieueffectrapport moet worden gemaakt en nieuwe informatie naar voren komt over een mogelijk nadelig grensoverschrijdend milieueffect, voordat wordt begonnen met de uitvoering van dat project. Deze informatie moet worden gedeeld met de bevoegde autoriteit van de andere staat. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat de informatie niet bekend was op het moment dat het besluit werd genomen en als dat wel het geval was geweest, had de informatie het besluit inhoudelijk moeten kunnen beïnvloeden.
Tweede lid
Als de bevoegde autoriteit van een van de staten van mening is dat het besluit vanwege deze nieuwe informatie zou moeten worden gewijzigd, of dat deze mogelijkheid zou moeten worden uitgezocht, kan om overleg worden verzocht om dit te bespreken.
Derde lid
Het derde lid ziet op de mogelijkheid een evaluatie uit te voeren over de mogelijk nadelige grensoverschrijdende effecten van de uitvoering van een mer-plichtig project. De bevoegde autoriteiten van de staten beslissen dit gezamenlijk.
Artikel 11.32 (grensoverschrijdende milieueffecten in Nederland) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet]
Deze bepaling ziet op de gevallen waarbij Nederland mogelijk milieueffecten ondervindt van een project uit een andere staat. Als het betrokken bestuursorgaan dat nodig vindt, geeft zij bij de andere staat aan deel te willen nemen aan de raadplegingprocedure van die staat. Het is voor beide partijen van belang over de juiste informatie te beschikken. Daarom overlegt het betrokken bestuursorgaan met de bevoegde autoriteit van die andere staat over de mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten en de voorgenomen maatregelen om de nadelige effecten te voorkomen, te beperken of te mitigeren op grond van het tweede lid. Het betrokken publiek en de bevoegde instanties in Nederland moeten vervolgens een mogelijkheid krijgen hun zienswijze naar voren te brengen. Dit gaat in overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere staat.
Daarnaast moet ook het relevante publiek in Nederland voldoende worden geïnformeerd als het besluit waaraan het milieueffectrapport wordt gekoppeld is genomen, of de aanvraag daarvoor is geweigerd in de andere staat. Daarom zorgen de bevoegde instantie van de andere staat en het betrokken bestuursorgaan in Nederland voor kennisgeving van het besluit, met inbegrip van de motivering en de maatregelen die worden genomen om de negatieve milieueffecten te voorkomen, te beperken of te mitigeren. Het gaat nadrukkelijk om een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij de bevoegde autoriteit van de andere staat het voortouw heeft.