Hof Leeuwarden, 17-10-2001, nr. WAHV 01-00434
ECLI:NL:GHLEE:2001:AD9154
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
17-10-2001
- Zaaknummer
WAHV 01-00434
- LJN
AD9154
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2001:AD9154, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 17‑10‑2001; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AL6905
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AL6905
- Wetingang
art. 14 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Uitspraak 17‑10‑2001
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
WAHV 01/00434
17 oktober 2001
CJIB 32839894
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch
van 30 mei 2001
betreffende
[betrokkene]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt ƒ 80,-.
3.2.
De betrokkene klaagt erover, dat hij ten onrechte geen oproeping voor de zitting van de kantonrechter van 16 mei 2001 heeft ontvangen.
3.3.
Het hof is van oordeel dat (een beroep op) schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling, zoals schending van het beginsel van hoor en wederhoor, doorbreking van het appelverbod van art. 14, eerste lid, WAHV wettigt. Indien een partij niet behoorlijk is opgeroepen om te worden gehoord en de rechter niettemin een beslissing in de zaak van die partij neemt, kan er naar het oordeel van het hof sprake zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
3.4.
Nu de opgelegde sanctie fl 80,-- bedraagt en de betrokkene erover klaagt dat hij niet behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter van 16 mei 2001, dient het hof, gelet op het in 3.3 overwogene, te onderzoeken of
de betrokkene inderdaad niet behoorlijk is opgeroepen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.5.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een kopie van de aan de betrokkene gerichte oproepingsbrief van de griffier van het kantongerecht van 23 maart 2001. Die brief is gericht aan het door de betrokkene in het beroepschrift genoemde adres, te weten [adres]. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat niet blijkt dat de desbetreffende brief als onbestelbaar retour is gezonden, moet het ervoor worden gehouden, dat de betrokkene de brief van 23 maart 2001 heeft ontvangen en dat hij derhalve op de hoogte was van plaats, datum en tijd van de behandeling ter zitting.
3.6.
Gelet op het vorenoverwogene is in dit geval geen sprake van het niet behoorlijk oproepen van de betrokkene en derhalve is dit geen grond om het appelverbod van art. 14, eerste lid, WAHV te doorbreken.
3.7.
Op grond van het bovenstaande dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr Vellinga, in tegenwoordigheid van mr Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.