Einde inhoudsopgave
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel 76 [Vrijstelling en naheffing]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2008
- Bronpublicatie:
03-07-2008, Stb. 2008, 262 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 31404)
- Inwerkingtreding
01-10-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2008, Stb. 2008, 262 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 31404)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
1.
Bij constatering van het feit dat met betrekking tot een motorrijtuig ten onrechte een vrijstelling van belasting is verleend dan wel niet wordt voldaan aan de voor een vrijstelling gestelde voorwaarden kan de belasting worden nageheven.
2.
De na te heffen belasting wordt berekend over:
- a.
een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het in het eerste lid bedoelde feit wordt geconstateerd, of
- b.
, ingeval het een motorrijtuig betreft waarvoor de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, onderdeel n, is verleend maar uit een boekenonderzoek blijkt dat deze vrijstelling ten onrechte is verleend, de tijdsduur waarover deze vrijstelling blijkens het boekenonderzoek ten onrechte is verleend.
3.
Indien blijkt dat het motorrijtuig over een gedeelte van de tijdsduur waarover de na te heffen belasting wordt berekend, niet op naam heeft gestaan van degene die het motorrijtuig houdt, wordt over dat gedeelte de belasting niet nageheven.
4.
De na te heffen belasting wordt verminderd met de belasting die over de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald en voorzover voor de belasting over die periode geen aanspraak op teruggaaf van belasting bestaat.
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een maand gesteld op dertig dagen.