NJB 2017/2301
Vordering Openbaar Ministerie om niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard: onjuist is de opvatting dat het hof zonder meer overeenkomstig deze vordering dient te oordelen in een geval waarin dit wordt gevorderd op de grond dat redelijkerwijze niet had mogen worden vervolgd
HR 21-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2960
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 november 2017
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
16/02649
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2960, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1263, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Vordering Openbaar Ministerie om niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard: onjuist is de opvatting dat het hof zonder meer overeenkomstig deze vordering dient te oordelen in een geval waarin dit wordt gevorderd op de grond dat redelijkerwijze niet had mogen worden vervolgd
Uitspraak
Inleiding:
Het middel richt zich tegen de verwerping door het hof van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Ter terechtzitting in hoger beroep is – blijkens ’s hofs arrest – door de raadsman bepleit ‘dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. Daartoe heeft hij een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.